Dutch

Detailed Translations for besluit from Dutch to English

besluit:

besluit [het ~] noun

  1. het besluit (raadsbesluit; besluiten)
    the decision of the town council; the decree; the ordinance
  2. het besluit

Translation Matrix for besluit:

NounRelated TranslationsOther Translations
decision of the town council besluit; besluiten; raadsbesluit beslissing; raadsbesluit
decree besluit; besluiten; raadsbesluit afkondiging; arrest; beslissing; decreet; maatregel; raadsbesluit; regeringsbesluit; schikking; uitvaardiging; voorziening
ordinance besluit; besluiten; raadsbesluit beschikking; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; regeringsbesluit; tucht; verordening
- beslissing
VerbRelated TranslationsOther Translations
decree afkondigen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; uitvaardigen; verordenen; verordonneren
OtherRelated TranslationsOther Translations
administrative order besluit

Synonyms for "besluit":


Related Definitions for "besluit":

  1. de keuze om iets te doen1
    • neem nu het besluit om uw auto te verkopen1
  2. aan het einde van iets1
    • tot besluit gingen we lekker uit eten1

Wiktionary Translations for besluit:

besluit
noun
  1. firmness of conviction
  2. choice or judgement
  3. outcome
  4. decision, judgment

Cross Translation:
FromToVia
besluit decision Entscheidung — das Entschiedene, Ausgewählte
besluit peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; end; ending; conclusion; finish; termination boutpartie extrême d’une chose.
besluit decision; determination décisionaction de décider ou résultat de cette action.
besluit end; ending; conclusion; finish; termination fin — Terminaison
besluit motion; resolution; decision résolutionrelâchement total d’une tension.

besluit form of besluiten:

besluiten verb (besluit, besloot, besloten, besloten)

  1. besluiten (beslissen)
    to decide; to terminate; to come to an end; to bring to a close; to finish; to wind up; to end; to stop
    • decide verb (decides, decided, deciding)
    • terminate verb (terminates, terminated, terminating)
    • come to an end verb (comes to an end, came to an end, coming to an end)
    • bring to a close verb (brings to a close, brought to a close, bringing to a close)
    • finish verb (finishes, finished, finishing)
    • wind up verb (winds up, wound up, winding up)
    • end verb (ends, ended, ending)
    • stop verb (stops, stopped, stopping)

Conjugations for besluiten:

o.t.t.
  1. besluit
  2. besluit
  3. besluit
  4. besluiten
  5. besluiten
  6. besluiten
o.v.t.
  1. besloot
  2. besloot
  3. besloot
  4. besloten
  5. besloten
  6. besloten
v.t.t.
  1. heb besloten
  2. hebt besloten
  3. heeft besloten
  4. hebben besloten
  5. hebben besloten
  6. hebben besloten
v.v.t.
  1. had besloten
  2. had besloten
  3. had besloten
  4. hadden besloten
  5. hadden besloten
  6. hadden besloten
o.t.t.t.
  1. zal besluiten
  2. zult besluiten
  3. zal besluiten
  4. zullen besluiten
  5. zullen besluiten
  6. zullen besluiten
o.v.t.t.
  1. zou besluiten
  2. zou besluiten
  3. zou besluiten
  4. zouden besluiten
  5. zouden besluiten
  6. zouden besluiten
diversen
  1. besluit!
  2. besluit!
  3. besloten
  4. besluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

besluiten [het ~] noun

  1. het besluiten (raadsbesluit; besluit)
    the decision of the town council; the decree; the ordinance

Translation Matrix for besluiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
decision of the town council besluit; besluiten; raadsbesluit beslissing; raadsbesluit
decree besluit; besluiten; raadsbesluit afkondiging; arrest; beslissing; decreet; maatregel; raadsbesluit; regeringsbesluit; schikking; uitvaardiging; voorziening
end afstand; beëindiging; distantie; einde; eindpunt; end; finale; slot; sluiting
finish afkrijgen; afwerking; einde; eindpunt; eindstreep; end; fineer; finish; finishlijn; meet; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken
ordinance besluit; besluiten; raadsbesluit beschikking; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; regeringsbesluit; tucht; verordening
stop halt; halte; halteplaats; oponthoud; stopplaats; vertraging
VerbRelated TranslationsOther Translations
bring to a close beslissen; besluiten aflopen; afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen; ten einde lopen
come to an end beslissen; besluiten aflopen; eindigen; ten einde lopen
decide beslissen; besluiten
decree afkondigen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; uitvaardigen; verordenen; verordonneren
end beslissen; besluiten aankomen; afgrenzen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; begrenzen; belanden; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; finishen; geraken; gesprek beëindigen; halthouden; klaarkrijgen; klaarmaken; naar einde toewerken; ophouden; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; terechtkomen; van grenzen voorzien; verzeilen; volbrengen; volmaken; voltooien
finish beslissen; besluiten aankomen; afdoen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; garneren; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opruimen; opsmukken; perfectioneren; regelen; reinigen; schoonmaken; schotels garneren; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uithalen; uitkrijgen; uitmesten; uitpraten; uitruimen; uitspelen; uitspreken; versieren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
stop beslissen; besluiten afhouden; afremmen; afzetten; beletten; blijven staan; blijven steken; dichten; dwarsbomen; dwarsliggen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gaten stoppen; halt houden; halthouden; haperen; inhouden; opgeven; ophouden; remmen; staken; stelpen; stilhouden; stillen; stilstaan; stilzetten; stokken; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; uitscheiden; vastlopen; vertragen; weerhouden
terminate beslissen; besluiten afspraak afzeggen; beëindigen
wind up beslissen; besluiten afronden; completeren; haspelen; laatste gedeelte afmaken; omhoogkronkelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
- bepalen; beslissen; opheffen; uitmaken; vaststellen

Synonyms for "besluiten":


Antonyms for "besluiten":


Related Definitions for "besluiten":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt1
    • we besloten dit jaar niet met vakantie te gaan1
  2. er een einde aan maken1
    • we besloten de middag met een dansje1

Wiktionary Translations for besluiten:

besluiten
verb
  1. vaststellen hoe het moet
  2. afsluiten
besluiten
verb
  1. to resolve or settle
  2. to finalize, form climax of
  3. to climax
  4. to end
  5. make a firm decision

Cross Translation:
FromToVia
besluiten decide entscheiden — einen Entschluss fassen, sich entschließen
besluiten cease; stop; end; quit; abate; finish; terminate; conclude cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer.
besluiten conclude; abstract; gather; induce; infer; find conclure — Traductions à trier suivant le sens
besluiten decide; choose; determine; resolve; settle; adjudicate déciderrésoudre après examen une chose douteux et contester.
besluiten finish; come to an end; end up; expire; conclude; terminate finirachever, terminer, arriver à échéance, cesser, finaliser.
besluiten finish; stop; discontinue; end; halt; lift; prorogue; quell; staunch; abate; terminate; conclude terminerborner, limiter.

Related Translations for besluit