Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. mißbilligen:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for mißbilligen from German to Dutch

mißbilligen:

mißbilligen verb

  1. mißbilligen (verurteilen; rügen; tadeln)
    afkeuren; veroordelen
    • afkeuren verb (keur af, keurt af, keurde af, keurden af, afgekeurd)
    • veroordelen verb (veroordeel, veroordeelt, veroordeelde, veroordeelden, veroordeeld)

Translation Matrix for mißbilligen:

NounRelated TranslationsOther Translations
afkeuren Ablehnen
VerbRelated TranslationsOther Translations
afkeuren mißbilligen; rügen; tadeln; verurteilen ablehnen; abschlagen; aburteilen; abweisen; ausschlagen; beanstanden; für unzweckmäßig erklären; verwerfen; zurückweisen
veroordelen mißbilligen; rügen; tadeln; verurteilen das Urteil sprechen; verurteilen

Wiktionary Translations for mißbilligen:


Cross Translation:
FromToVia
mißbilligen afkeuren deprecate — express disapproval of

External Machine Translations: