German

Detailed Translations for pflegen from German to Dutch

pflegen:

pflegen verb (pflege, pflegst, pflegt, pflegte, pflegtet, gepflegt)

  1. pflegen (ausüben; treiben; betreiben)
    plegen
    • plegen verb (pleeg, pleegt, pleegde, pleegden, gepleegd)
  2. pflegen (ungewollt etwas tun; treiben; ausüben; betreiben)
    begaan; per ongeluk doen
  3. pflegen (für etwas sorgen; versorgen; sorgen; verpflegen)
    verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
  4. pflegen (versorgen; sorgen; verpflegen)
    zich zorgen maken; bekommeren
  5. pflegen (Sorge tragen für jemanden; versorgen)
    zorgen voor iemand; verzorgen
  6. pflegen (verpflegen; versorgen)
    verzorgen; verplegen
    • verzorgen verb (verzorg, verzorgt, verzorgde, verzorgden, verzorgd)
    • verplegen verb (verpleeg, verpleegt, verpleegde, verpleegden, verpleegd)

Conjugations for pflegen:

Präsens
  1. pflege
  2. pflegst
  3. pflegt
  4. pflegen
  5. pflegt
  6. pflegen
Imperfekt
  1. pflegte
  2. pflegtest
  3. pflegte
  4. pflegten
  5. pflegtet
  6. pflegten
Perfekt
  1. habe gepflegt
  2. hast gepflegt
  3. hat gepflegt
  4. haben gepflegt
  5. habt gepflegt
  6. haben gepflegt
1. Konjunktiv [1]
  1. pflege
  2. pflegest
  3. pflege
  4. pflegen
  5. pfleget
  6. pflegen
2. Konjunktiv
  1. pflegte
  2. pflegtest
  3. pflegte
  4. pflegten
  5. pflegtet
  6. pflegten
Futur 1
  1. werde pflegen
  2. wirst pflegen
  3. wird pflegen
  4. werden pflegen
  5. werdet pflegen
  6. werden pflegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde pflegen
  2. würdest pflegen
  3. würde pflegen
  4. würden pflegen
  5. würdet pflegen
  6. würden pflegen
Diverses
  1. pfleg!
  2. pflegt!
  3. pflegen Sie!
  4. gepflegt
  5. pflegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for pflegen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
begaan ausüben; betreiben; pflegen; treiben; ungewollt etwas tun
bekommeren pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen
per ongeluk doen ausüben; betreiben; pflegen; treiben; ungewollt etwas tun
plegen ausüben; betreiben; pflegen; treiben
verplegen pflegen; verpflegen; versorgen
verzorgen Sorge tragen für jemanden; für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen behandeln; versorgen
zich zorgen maken pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen
zorgen voor für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen
zorgen voor iemand Sorge tragen für jemanden; pflegen; versorgen
zorgen voor iets für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen

Synonyms for "pflegen":


Wiktionary Translations for pflegen:

pflegen
  1. über etwas verfügen
  2. zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln
pflegen
verb
  1. iets geliefds nauw aan het hart houden
  2. gewoon zijn, vaak doen
  3. een zieke verzorgen

Cross Translation:
FromToVia
pflegen cultiveren; verzorgen cultivate — nurture
pflegen verzorgen; behartigen; naar omkijken look after — to watch, to protect
pflegen verplegen nurse — to care for the sick
pflegen behartigen; verzorgen; behandelen; cureren; verplegen; zorgen soigneravoir soin de quelqu’un ou de quelque chose.

Related Translations for pflegen