Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Zwischenzeit:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Zwischenzeit from German to Dutch

Zwischenzeit:

Zwischenzeit [die ~] noun

  1. die Zwischenzeit (Interim; Zwischenraum)
    het interim; de tussentijd; de tussenpoos
  2. die Zwischenzeit (Periode; Termin; Zeitraum; )
    de termijn; de tijdsduur; de periode; het tijdsbestek

Translation Matrix for Zwischenzeit:

NounRelated TranslationsOther Translations
interim Interim; Zwischenraum; Zwischenzeit
periode Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit Epoche; Frist; Periode; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum
termijn Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne
tijdsbestek Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit
tijdsduur Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit Dauer; Länge; Zeitspanne
tussenpoos Interim; Zwischenraum; Zwischenzeit Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung
tussentijd Interim; Zwischenraum; Zwischenzeit

Synonyms for "Zwischenzeit":


Wiktionary Translations for Zwischenzeit:


Cross Translation:
FromToVia
Zwischenzeit inmiddels en attendant — Jusqu’à tel moment,...

Related Translations for Zwischenzeit