Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. andocken:


German

Detailed Translations for andocken from German to Dutch

andocken:

andocken verb

  1. andocken
    koppelen
    • koppelen verb (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)
  2. andocken
    dokken
    • dokken verb (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)
  3. andocken
  4. andocken (ausrichten)
    uitlijnen
    • uitlijnen verb (lijn uit, lijnt uit, lijnde uit, lijnden uit, uitgelijnd)

Translation Matrix for andocken:

NounRelated TranslationsOther Translations
dokken Abtragen; Abzahlen; Begleichung; Zahlen; Zahlung
koppelen Ankuppeln
VerbRelated TranslationsOther Translations
dokken andocken auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten
in de houder plaatsen andocken
koppelen andocken Link; Verknüpfen; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; einlegen; fügen; ketten; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknüpfen; verkuppeln; zuordnen; zusammenfügen; zusammenlegen
uitlijnen andocken; ausrichten ausbalancieren; ausrichten; auswuchten; gleichrichten
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
koppelen Kopplung; Verlinkung