German

Detailed Translations for anzeigen from German to Dutch

anzeigen:

anzeigen verb (zeige an, zeigst an, zeigt an, zeigte an, zeigtet an, angezeigt)

  1. anzeigen (anbringen; petzen; verraten; )
    verklappen; klikken
    • verklappen verb (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken verb (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
  2. anzeigen (angeben; deklarieren; melden; anmelden)
    declareren; aangeven
    • declareren verb (declareer, declareert, declareerde, declareerden, gedeclareerd)
    • aangeven verb (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
  3. anzeigen (verraten; verpfeifen; petzen)
    verraden; uitbrengen; verklikken; verklappen; aangeven; verlinken; aanbrengen
    • verraden verb (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • uitbrengen verb (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • verklikken verb (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen verb (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • aangeven verb (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • verlinken verb (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
    • aanbrengen verb (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)
  4. anzeigen (inserieren; annoncieren)
    adverteren; per advertentie aankondigen; annonceren
  5. anzeigen (bekanntgeben; benachrichtigen; melden; informieren; mitteilen)
    berichten; iets melden
  6. anzeigen (anmelden)
    aandienen
    • aandienen verb (dien aan, dient aan, diende aan, dienden aan, aangediend)
  7. anzeigen (ausposaunen; mitteilen; verraten; )
    verraden; verklikken; verklappen; klikken; verlinken
    • verraden verb (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklikken verb (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen verb (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken verb (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
    • verlinken verb (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
  8. anzeigen (anweisen; hinweisen)
  9. anzeigen
    weergeven
    • weergeven verb (geef weer, geeft weer, gaf weer, gaven weer, weergegeven)

Conjugations for anzeigen:

Präsens
  1. zeige an
  2. zeigst an
  3. zeigt an
  4. zeigen an
  5. zeigt an
  6. zeigen an
Imperfekt
  1. zeigte an
  2. zeigtest an
  3. zeigte an
  4. zeigten an
  5. zeigtet an
  6. zeigten an
Perfekt
  1. habe angezeigt
  2. hast angezeigt
  3. hat angezeigt
  4. haben angezeigt
  5. habt angezeigt
  6. haben angezeigt
1. Konjunktiv [1]
  1. zeige an
  2. zeigest an
  3. zeige an
  4. zeigen an
  5. zeiget an
  6. zeigen an
2. Konjunktiv
  1. zeigte an
  2. zeigtest an
  3. zeigte an
  4. zeigten an
  5. zeigtet an
  6. zeigten an
Futur 1
  1. werde anzeigen
  2. wirst anzeigen
  3. wird anzeigen
  4. werden anzeigen
  5. werdet anzeigen
  6. werden anzeigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anzeigen
  2. würdest anzeigen
  3. würde anzeigen
  4. würden anzeigen
  5. würdet anzeigen
  6. würden anzeigen
Diverses
  1. zeig an!
  2. zeigt an!
  3. zeigen Sie an!
  4. angezeigt
  5. anzeigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for anzeigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanbrengen Angeben; Klatschen; Zutragen
aangeven Angabe; Anzeige; Meldung; Zollerklärung
adverteren Annonce; Annoncieren; Anzeige; Inserat
annonceren Annonce; Annoncieren; Anzeige; Inserat
berichten Messaging; SMS/MMS
klikken Angeben; Klatschen; Zutragen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanbrengen anzeigen; petzen; verpfeifen; verraten anlegen; bauen; einrichten; installieren
aandienen anmelden; anzeigen
aangeven angeben; anmelden; anzeigen; deklarieren; melden; petzen; verpfeifen; verraten darreichen; etwas andeuten; etwas zeigen; hergeben; herumgeben; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; reichen; überreichen
adverteren annoncieren; anzeigen; inserieren annoncieren; inserieren
annonceren annoncieren; anzeigen; inserieren annoncieren; inserieren; verkünden
berichten anzeigen; bekanntgeben; benachrichtigen; informieren; melden; mitteilen berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben
declareren angeben; anmelden; anzeigen; deklarieren; melden
iets melden anzeigen; bekanntgeben; benachrichtigen; informieren; melden; mitteilen
klikken anbringen; angeben; anzeigen; ausposaunen; austragen; denunzieren; herumerzählen; mitteilen; petzen; stecken; verpfeifen; verraten; weitererzählen; zubringen; zutragen klicken auf
per advertentie aankondigen annoncieren; anzeigen; inserieren
uitbrengen anzeigen; petzen; verpfeifen; verraten abgeben; ausbringen; ausgeben; bekanntgeben; bekanntmachen; erstatten; herausbringen; veröffentlichen
verklappen anbringen; angeben; anzeigen; ausposaunen; austragen; denunzieren; herumerzählen; mitteilen; petzen; stecken; verpfeifen; verraten; weitererzählen; zubringen; zutragen ausplappern; ausplaudern; ausschwatzen; verraten
verklikken angeben; anzeigen; ausposaunen; austragen; denunzieren; herumerzählen; mitteilen; petzen; stecken; verpfeifen; verraten; weitererzählen; zubringen; zutragen hinterbringen
verlinken angeben; anzeigen; ausposaunen; austragen; denunzieren; herumerzählen; mitteilen; petzen; stecken; verpfeifen; verraten; weitererzählen; zubringen; zutragen
verraden angeben; anzeigen; ausposaunen; austragen; denunzieren; herumerzählen; mitteilen; petzen; stecken; verpfeifen; verraten; weitererzählen; zubringen; zutragen ausplappern; ausplaudern; ausschwatzen; verraten
weergeven anzeigen beschreiben; erklären; rendern; wiedergeben
wijzen naar anweisen; anzeigen; hinweisen

Synonyms for "anzeigen":


Wiktionary Translations for anzeigen:

anzeigen
verb
  1. aanwrijven, beschuldigen van iets
  2. doen vernemen

Cross Translation:
FromToVia
anzeigen aanduiden; aanwijzen; wijzen op indicate — to point out; to discover; to direct to a knowledge of; to show; to make known
anzeigen aangeven; wijzen op indicate — to show or manifest by symptoms
anzeigen berichten; rapporteren report — to relate details of
anzeigen beschuldigen; aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken; aanklagen; betichten accuserdéférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime.
anzeigen annonceren; adverteren; aankondigen; aandienen annoncer — Faire connaître.
anzeigen aangeven; betuigen; declareren; verklaren déclarer — Faire connaître d’une façon manifeste.
anzeigen aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken dénoncer — Traductions à classer
anzeigen inschuiven; instoppen; indoen; inleggen; inzetten; binnenleiden; inleiden; invoeren; steken; insteken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
anzeigen bestellen; leveren; afleveren; toevoeren; in de steek laten; laten varen; verlaten; vergeven; weggeven; wegschenken; aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken livrer — Traductions à trier suivant le sens
anzeigen afkondigen; openbaar maken; publiceren; ruchtbaar maken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen publierrendre public et notoire.

Related Translations for anzeigen