German

Detailed Translations for deponieren from German to Dutch

deponieren:

deponieren verb (deponiere, deponierst, deponiert, deponierte, deponiertet, deponiert)

  1. deponieren (stürzen)
    storten; deponeren
    • storten verb (stort, stortte, stortten, gestort)
    • deponeren verb (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  2. deponieren (hinterlegen)
    deponeren; neerleggen
    • deponeren verb (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • neerleggen verb (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
  3. deponieren (hinterlegen)
    achterleggen
    • achterleggen verb (leg achter, legt achter, legde achter, legden achter, achtergelegd)
  4. deponieren (speichern; bewahren; lagern; aufbewahren; bergen)
    opslaan; bewaren; deponeren
    • opslaan verb (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • bewaren verb (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • deponeren verb (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  5. deponieren (bergen; unterbringen; ablegen; ablagern)
    zetten; plaatsen
    • zetten verb (zet, zette, zetten, gezet)
    • plaatsen verb (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
  6. deponieren (umbuchen von Geld; überweisen; überschreiben; )
    geld overmaken; overschrijven; overboeken; overzenden
    • overschrijven verb (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
    • overboeken verb (overboek, overboekt, overboekte, overboekten, overboekt)
    • overzenden verb (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)
  7. deponieren (lagern; hinlegen; ablegen; )
    leggen; plaatsen; neerleggen; deponeren; wegleggen
    • leggen verb (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen verb (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • neerleggen verb (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • deponeren verb (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • wegleggen verb (leg weg, legt weg, legde weg, legden weg, weggelegd)
  8. deponieren (legen; ablagern; bergen; unterbringen)
    leggen; zetten; plaatsen
    • leggen verb (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • zetten verb (zet, zette, zetten, gezet)
    • plaatsen verb (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
  9. deponieren (ablagern; unterbringen; ablegen; wegbergen)
    leggen; deponeren
    • leggen verb (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • deponeren verb (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  10. deponieren (plazieren; stellen; postieren; )
    plaatsen; stationeren; posten; posteren
    • plaatsen verb (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • stationeren verb (stationeer, stationeert, stationeerde, stationeerden, gestationeerd)
    • posten verb (post, postte, postten, gepost)
    • posteren verb (posteer, posteert, posteerde, posteerden, geposteerd)

Conjugations for deponieren:

Präsens
  1. deponiere
  2. deponierst
  3. deponiert
  4. deponieren
  5. deponiert
  6. deponieren
Imperfekt
  1. deponierte
  2. deponiertest
  3. deponierte
  4. deponierten
  5. deponiertet
  6. deponierten
Perfekt
  1. habe deponiert
  2. hast deponiert
  3. hat deponiert
  4. haben deponiert
  5. habt deponiert
  6. haben deponiert
1. Konjunktiv [1]
  1. deponiere
  2. deponierest
  3. deponiere
  4. deponieren
  5. deponieret
  6. deponieren
2. Konjunktiv
  1. deponierte
  2. deponiertest
  3. deponierte
  4. deponierten
  5. deponiertet
  6. deponierten
Futur 1
  1. werde deponieren
  2. wirst deponieren
  3. wird deponieren
  4. werden deponieren
  5. werdet deponieren
  6. werden deponieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde deponieren
  2. würdest deponieren
  3. würde deponieren
  4. würden deponieren
  5. würdet deponieren
  6. würden deponieren
Diverses
  1. deponier!
  2. deponiert!
  3. deponieren Sie!
  4. deponiert
  5. deponierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for deponieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
bewaren Aufheben; Bewaren
leggen Aufhören mit arbeiten
neerleggen Abschießen; Niederschießen; Totschießen
overschrijven Abgucken; Abschreiben
posten Abschicken; Absenden; Postzustellung
storten Gießen
zetten Satz; Setzarbeit; Setzen
VerbRelated TranslationsOther Translations
achterleggen deponieren; hinterlegen
bewaren aufbewahren; bergen; bewahren; deponieren; lagern; speichern ablegen; abschießen; abstellen; archivieren; aufbewahren; aufheben; betten; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; konservieren; unterstellen; weglegen; zurücklegen
deponeren ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; hinterlegen; lagern; niederlegen; speichern; stürzen; unterbringen; wegbergen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
geld overmaken deponieren; eintragenlassen; herüberschicken; hinterlegen; umbuchen von Geld; übermitteln; überschreiben; übersenden; überweisen
leggen ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; legen; niederlegen; unterbringen; wegbergen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
neerleggen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; hinterlegen; lagern; niederlegen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
opslaan aufbewahren; bergen; bewahren; deponieren; lagern; speichern ablegen; absorbieren; archivieren; aufheben; enthalten; erwähnen; speichern
overboeken deponieren; eintragenlassen; herüberschicken; hinterlegen; umbuchen von Geld; übermitteln; überschreiben; übersenden; überweisen
overschrijven deponieren; eintragenlassen; herüberschicken; hinterlegen; umbuchen von Geld; übermitteln; überschreiben; übersenden; überweisen abschreiben; außer Kraft setzen; kopieren; überschreiben
overzenden deponieren; eintragenlassen; herüberschicken; hinterlegen; umbuchen von Geld; übermitteln; überschreiben; übersenden; überweisen übertragen
plaatsen ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; bergen; bewahren; deponieren; einsetzen; hinlegen; installieren; lagern; legen; niederlegen; plazieren; postieren; stellen; unterbringen ablegen; abstellen; abstreifen; akkomodieren; anbringen; anlegen; aufstellen; ausfindig machen; austreiben; bauen; beherbergen; beisetzen; einordnen; einquartieren; einrichten; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; legen; lokalisieren; räumlich anordnen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
posten aufstellen; deponieren; einsetzen; installieren; plazieren; postieren; stellen abschicken; absenden; aufgeben; bereitstellen; einschicken; einsenden; einstecken; einwerfen; jemand etwas zuschicken; posten; schicken; verschicken; versenden; wegschicken; wegsenden; zum Versand bringen; zusenden
posteren aufstellen; deponieren; einsetzen; installieren; plazieren; postieren; stellen
stationeren aufstellen; deponieren; einsetzen; installieren; plazieren; postieren; stellen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
storten deponieren; stürzen
wegleggen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen
zetten ablagern; ablegen; bergen; deponieren; legen; unterbringen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen

Synonyms for "deponieren":


Wiktionary Translations for deponieren:

deponieren
verb
  1. an einen sicheren Ort zur Aufbewahrung geben (meist Wertvolles)

Cross Translation:
FromToVia
deponieren neerleggen depose — to put - or lay something down
deponieren telegraferen; verzenden; afgeven; deponeren; in bewaring geven; inleggen déposer — Traductions à trier suivant le sens