German

Detailed Translations for eingeladen from German to Dutch

eingeladen:

eingeladen adj

  1. eingeladen

Translation Matrix for eingeladen:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
uitgenodigd eingeladen

eingeladen form of einladen:

einladen verb (lade ein, lädst ein, lädt ein, lud ein, ludet ein, eingeladen)

  1. einladen (engagieren)
    uitnodigen; engageren; inviteren
    • uitnodigen verb (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)
    • engageren verb (engageer, engageert, engageerde, engageerden, geëngageerd)
    • inviteren verb (inviteer, inviteert, inviteerde, inviteerden, geïnviteerd)
  2. einladen (beladen; laden; befrachten; aufladen)
    laden; bevrachten; beladen
    • laden verb (laad, laadt, laadde, laadden, geladen)
    • bevrachten verb (bevracht, bevrachtte, bevrachtten, bevracht)
    • beladen verb (belaad, belaadt, belaadde, belaadden, beladen)
  3. einladen (laden; aufladen; verladen; befrachten; beladen)
    laden; inladen
    • laden verb (laad, laadt, laadde, laadden, geladen)
    • inladen verb (laad in, laadt in, laadde in, laadden in, ingeladen)
  4. einladen (bewirten; empfangen)
    ontvangen; onthalen; binnenhalen; vergasten
    • ontvangen verb (ontvang, ontvangt, ontving, ontvingen, ontvangen)
    • onthalen verb (onthaal, onthaalt, onthaalde, onthaalden, onthaald)
    • binnenhalen verb (haal binnen, haalt binnen, haalde binnen, haalden binnen, binnengehaald)
    • vergasten verb (vergast, vergastte, vergastten, vergast)
  5. einladen (bitten)
    noden
  6. einladen (elektricität aufladen; belasten; laden; )
  7. einladen
    uitnodigen
    • uitnodigen verb (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)

Conjugations for einladen:

Präsens
  1. lade ein
  2. lädst ein
  3. lädt ein
  4. laden ein
  5. ladt ein
  6. laden ein
Imperfekt
  1. lud ein
  2. ludest ein
  3. lud ein
  4. luden ein
  5. ludet ein
  6. luden ein
Perfekt
  1. habe eingeladen
  2. hast eingeladen
  3. hat eingeladen
  4. haben eingeladen
  5. habt eingeladen
  6. haben eingeladen
1. Konjunktiv [1]
  1. lade ein
  2. ladest ein
  3. lade ein
  4. laden ein
  5. ladet ein
  6. laden ein
2. Konjunktiv
  1. lüde ein
  2. lüdest ein
  3. lüde ein
  4. lüden ein
  5. lüdet ein
  6. lüden ein
Futur 1
  1. werde einladen
  2. wirst einladen
  3. wird einladen
  4. werden einladen
  5. werdet einladen
  6. werden einladen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einladen
  2. würdest einladen
  3. würde einladen
  4. würden einladen
  5. würdet einladen
  6. würden einladen
Diverses
  1. lad ein!
  2. ladt ein!
  3. laden Sie ein!
  4. eingeladen
  5. einladend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for einladen:

NounRelated TranslationsOther Translations
inladen Einladen; Einschiffung; Verladung; Verschiffung
laden Laden
VerbRelated TranslationsOther Translations
beladen aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden
bevrachten aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden
binnenhalen bewirten; einladen; empfangen einholen; erzielen; gewinnen
engageren einladen; engagieren engagieren
inladen aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden; verladen
inviteren einladen; engagieren anrufen; einrufen; herbeirufen
laden aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden; verladen aufladen; laden
noden bitten; einladen
onthalen bewirten; einladen; empfangen
ontvangen bewirten; einladen; empfangen akzeptieren; annehmen; beginnen; bekommen; empfangen; entgegenehmen; erhalten; hinnehmen; in Empfang nehmen; starten
opladen elektriciteit aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden
opnieuw laden aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden erneut laden
uitnodigen einladen; engagieren ansuchen; beantragen; einen Antrag machen; ersuchen
vergasten bewirten; einladen; empfangen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
beladen beladen; belastet

Synonyms for "einladen":


Wiktionary Translations for einladen:

einladen
  1. -
  2. jemanden freundlich auffordern, bitten, zu kommen oder mitzugehen, um gemeinsam etwas zu tun
einladen
verb
  1. iemand verzoeken iets bij te wonen

Cross Translation:
FromToVia
einladen uitnodigen invite — ask for the presence or participation of someone
einladen inviteren; noden; uitnodigen; vragen inviterconvier, prier de se trouver, de se rendre quelque part, d’assister à quelque cérémonie, etc.