German

Detailed Translations for einschreiben from German to Dutch

einschreiben:

einschreiben verb (schreibe ein, schreibst ein, schreibt ein, schrieb ein, schriebt ein, eingeschrieben)

  1. einschreiben (anmustern; anheuern)
    inschrijven; aanmelden; aanmonsteren
    • inschrijven verb (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • aanmelden verb (meld aan, meldt aan, meldde aan, meldden aan, aangemeld)
    • aanmonsteren verb (monster aan, monstert aan, monsterde aan, monsterden aan, aangemonsterd)
  2. einschreiben
    inschrijven; opgeven
    • inschrijven verb (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • opgeven verb (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
  3. einschreiben (buchen; eintragen)
    inboeken
    • inboeken verb (boek in, boekt in, boekte in, boekten in, ingeboekt)
  4. einschreiben (anmelden; eintragen)
    inschrijven; intekenen
    • inschrijven verb (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • intekenen verb (teken in, tekent in, tekende in, tekenden in, ingetekend)
  5. einschreiben (anmelden; eintragen)
    aanmelden; subscriberen; opgeven; inschrijven; intekenen
    • aanmelden verb (meld aan, meldt aan, meldde aan, meldden aan, aangemeld)
    • subscriberen verb (subscribeer, subscribeert, subscribeerde, subscribeerden, gesubscribeerd)
    • opgeven verb (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
    • inschrijven verb (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • intekenen verb (teken in, tekent in, tekende in, tekenden in, ingetekend)
  6. einschreiben (notieren; buchen; aufschreiben; )
    boeken; noteren; vastleggen; registreren; opschrijven; optekenen
    • boeken verb (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
    • noteren verb (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • vastleggen verb (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • registreren verb (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • opschrijven verb (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
    • optekenen verb (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
  7. einschreiben (katastrieren; eintragen; bewerten; erkunden; insKatastereintragen)
    kadastreren; inschrijven
    • kadastreren verb (kadastreer, kadastreert, kadastreerde, kadastreerden, gekadastreerd)
    • inschrijven verb (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
  8. einschreiben (registrieren; indizieren; indexieren; )
    indexeren; van indexnummers voorzien

Conjugations for einschreiben:

Präsens
  1. schreibe ein
  2. schreibst ein
  3. schreibt ein
  4. schreiben ein
  5. schreibt ein
  6. schreiben ein
Imperfekt
  1. schrieb ein
  2. schriebst ein
  3. schrieb ein
  4. schrieben ein
  5. schriebt ein
  6. schrieben ein
Perfekt
  1. habe eingeschrieben
  2. hast eingeschrieben
  3. hat eingeschrieben
  4. haben eingeschrieben
  5. habt eingeschrieben
  6. haben eingeschrieben
1. Konjunktiv [1]
  1. schreibe ein
  2. schreibest ein
  3. schreibe ein
  4. schreiben ein
  5. schreibet ein
  6. schreiben ein
2. Konjunktiv
  1. schriebe ein
  2. schriebest ein
  3. schriebe ein
  4. schrieben ein
  5. schriebet ein
  6. schrieben ein
Futur 1
  1. werde einschreiben
  2. wirst einschreiben
  3. wird einschreiben
  4. werden einschreiben
  5. werdet einschreiben
  6. werden einschreiben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einschreiben
  2. würdest einschreiben
  3. würde einschreiben
  4. würden einschreiben
  5. würdet einschreiben
  6. würden einschreiben
Diverses
  1. schreib ein!
  2. schreibt ein!
  3. schreiben Sie ein!
  4. eingeschrieben
  5. einschreibend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for einschreiben:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanmelden Anmelden; Einschreibung; Eintragung; Immatrikulation
aanmonsteren Anheuern; Anmustern
boeken Bücher; Romane
opgeven Anfragen; Anmelden; Anzeigen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanmelden anheuern; anmelden; anmustern; einschreiben; eintragen Anmelde-; Anmeldung; abonnieren; anmelden; eintragen
aanmonsteren anheuern; anmustern; einschreiben auffahren
boeken aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren aufschreiben; aufzeichnen; buchen; eintragen; notieren; registrieren
inboeken buchen; einschreiben; eintragen
indexeren einschreiben; eintragen; erfassen; festhalten; führen; gliedern; indexieren; indizieren; registrieren ein Register machen; indexieren
inschrijven anheuern; anmelden; anmustern; bewerten; einschreiben; eintragen; erkunden; insKatastereintragen; katastrieren
intekenen anmelden; einschreiben; eintragen
kadastreren bewerten; einschreiben; eintragen; erkunden; insKatastereintragen; katastrieren
noteren aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren anmerken; aufschreiben; aufzeichnen; eintragen; notieren; registrieren
opgeven anmelden; einschreiben; eintragen abfallen; abhängen; abkoppeln; abtrennen; aufgeben; ausfallen; aushändigen; ausliefern; ausscheiden; die Hoffnung aufgeben; entkoppeln; etwas aufgeben; in den Sack hauen; kaitulieren; kapitulieren; loshaken; loskoppeln; opfern; verzichten; zurücktreten; übergeben
opschrijven aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren anmerken; aufschreiben; notieren
optekenen aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren aufschreiben; aufzeichnen; eintragen; notieren; registrieren
registreren aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren aufschreiben; aufzeichnen; eintragen; erfassen; notieren; registrieren
subscriberen anmelden; einschreiben; eintragen
van indexnummers voorzien einschreiben; eintragen; erfassen; festhalten; führen; gliedern; indexieren; indizieren; registrieren
vastleggen aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren Geld festlegen; anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; ein Reis buchen; ein Reis reservieren; einhaken; fesseln; festbinden; festhalten; festlegen; festmachen; heften; ketten; verankern; vereinbaren; vertäuen

Synonyms for "einschreiben":


Wiktionary Translations for einschreiben:

einschreiben
verb
  1. opschrijven
  2. een lidmaatschap of deelnemerschap schriftelijk vastleggen

Cross Translation:
FromToVia
einschreiben boeken; bijboeken; inschrijven; registreren inscrireécrire le nom de quelqu’un, ou prendre note, faire mention de quelque chose sur un registre, sur une liste, etc.