Summary


English

Detailed Translations for product from English to Dutch

product:

product [the ~] noun

  1. the product (manufacture; creation)
    het product; het fabrikaat; het maaksel

Translation Matrix for product:

NounRelated TranslationsOther Translations
fabrikaat creation; manufacture; product manufactured goods
maaksel creation; manufacture; product creating; creation
product creation; manufacture; product benefit; gain; good; output; profit; return; yield
- Cartesian product; intersection; mathematical product; merchandise; production; ware
OtherRelated TranslationsOther Translations
- manufacture; production

Synonyms for "product":


Related Definitions for "product":

  1. commodities offered for sale1
    • that store offers a variety of products1
  2. an artifact that has been created by someone or some process1
    • they improve their product every year1
  3. a quantity obtained by multiplication1
    • the product of 2 and 3 is 61
  4. the set of elements common to two or more sets1
  5. a consequence of someone's efforts or of a particular set of circumstances1
    • skill is the product of hours of practice1
    • his reaction was the product of hunger and fatigue1
  6. a chemical substance formed as a result of a chemical reaction1
    • a product of lime and nitric acid1

Wiktionary Translations for product:

product
noun
  1. commodity for sale
  2. consequence of efforts
  3. result of chemical reaction
  4. multiplication result

Cross Translation:
FromToVia
product product; fabrikaat Erzeugnis — Ergebnis eines Herstellungsprozesses (zum Beispiel eine Ware für den Handel)
product fabricaat Fabrikat — etwas, das in einer Fabrik fabriziert, hergestellt wird
product waar; handelswaar denrée — Tout ce qui se vendre pour la nourriture des hommes ou des animaux, marchandise.
product waar; handelswaar; koopwaar marchandise — Ce qui se vendre, se débiter, soit en gros, soit en détail, dans les boutiques, magasins, foires, marchés, etc.
product ding; voorwerp; waar; handelswaar; product; middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument; inkomen; ontvangst; opbrengst; verdienste produitrésultat créatif de l’activité humaine.

Related Translations for product



Dutch

Detailed Translations for product from Dutch to English

product:

product [het ~] noun

  1. het product (fabrikaat; maaksel)
    the product; the manufacture; the creation
  2. het product (opbrengst; rendement; uitkomst; voortbrengsel; oogst)
    the profit; the yield; the benefit; the return; the output; the gain
  3. het product
    the good
    – A tangible item for sale or use, often produced for later consumption. 2

Translation Matrix for product:

NounRelated TranslationsOther Translations
benefit oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel baat; benefiet; benefietvoorstelling; geruststelling; gewin; nut; opluchting; profijt; sociale bijstand; verademing; vergoeding; voordeeltje; waarde; winst
creation fabrikaat; maaksel; product creatie; creatuur; maaksel; schepping; scheppingswerk; schepsel
gain oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; baat; boodschap; gewin; koop; profijt; winst
good product artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
manufacture fabrikaat; maaksel; product constructie; fabricage; fabricatie; maak; makelij; maken; merk; productie; vervaardiging
output oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel baat; gewin; oogst; opbrengst van een gewas; profijt; uitvoer; winst
product fabrikaat; maaksel; product
profit oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; baat; boodschap; gewin; koop; nut; profijt; voordeeltje; waarde; winst; winstsaldo
return oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel baat; contraprestatie; gewin; profijt; rentabiliteit; retour; return; tegendienst; tegenprestatie; teruggave; terugkeer; terugkomst; terugreis; terugwedstrijd; thuiskomst; wederdienst; weergave; winst
yield oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel baat; gewin; oogst; opbrengst van een gewas; profijt; rentabiliteit; winst
VerbRelated TranslationsOther Translations
gain aankomen; behalen; dikker worden; gewinnen; inhalen; inlopen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven; winnen; zwaarder worden
manufacture fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
return dateren; keren; omkeren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggaan; teruggeven; teruggooien; teruggrijpen; terugkeren; terugkomen; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; wederkeren; weerkeren
yield afstaan; akkoord gaan; instemmen; overgeven
ModifierRelated TranslationsOther Translations
good aangenaam; akkoord; behaaglijk; bekwaam; braaf; capabel; competent; deskundig; deugdzaam; fijn; geschikt; in orde; leuk; lief; mee eens; oordeelkundig; plezant; plezierig; prettig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; voorbeeldig; zoet
return achteruit; achterwaarts; naar achter; naar achteren; rugwaarts; terug

Related Words for "product":

  • producten

Related Definitions for "product":

  1. uitkomst van vermenigvuldiging3
    • het product van 4 en 2 = 83
  2. wat gemaakt wordt in de industrie of gekweekt in land- en tuinbouw3
    • de producten van dit bedrijf worden goed verkocht3

Wiktionary Translations for product:

product
noun
  1. commodity for sale
  2. multiplication result

Cross Translation:
FromToVia
product product Erzeugnis — Ergebnis eines Herstellungsprozesses (zum Beispiel eine Ware für den Handel)
product product; item; commodity; ware produitrésultat créatif de l’activité humaine.