Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. call someone names:


English

Detailed Translations for call someone names from English to Dutch

call someone names:

call someone names verb

  1. call someone names
    schelden; uitschelden; beledigen; uitjouwen; uitmaken voor
    • schelden verb (scheld, scheldt, schold, scholden, gescholden)
    • uitschelden verb (scheld uit, scheldt uit, schold uit, scholden uit, uitgescholden)
    • beledigen verb (beledig, beledigt, beledigde, beledigden, beledigd)
    • uitjouwen verb
    • uitmaken voor verb (maak uit voor, maakt uit voor, maakte uit voor, maakten uit voor, uitgemaakt voor)

Translation Matrix for call someone names:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beledigen call someone names
schelden call someone names
uitjouwen call someone names boo; howl; roar
uitmaken voor call someone names
uitschelden call someone names abuse; bawl out; call names; jeer at; scoff at; scold; storm at; swear at; taunt; tell off; tick off

Related Translations for call someone names