Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. stations:
  2. station:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stations from Dutch to German

stations:

stations [de ~] noun, plural

  1. de stations (radiostation; zendstation; zender)
    der Sender; die Rundfunkstation; der Radiosender

Translation Matrix for stations:

NounRelated TranslationsOther Translations
Radiosender radiostation; stations; zender; zendstation radiozender
Rundfunkstation radiostation; stations; zender; zendstation station
Sender radiostation; stations; zender; zendstation afzender; radiozender; seintoestel; verzender; zender; zendinstallatie

Related Words for "stations":


station:

station [het ~] noun

  1. het station
    der Bahnhof; die Haltestelle; die Rundfunkstation
  2. het station
    Laufwerk

Translation Matrix for station:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bahnhof station spoorwegstation
Haltestelle station halte; halteplaats; opstapplaats; pleisterplaats; stopplaats
Laufwerk station diskettestation; loopwerk; raderwerk; schijfstation
Rundfunkstation station radiostation; stations; zender; zendstation

Related Words for "station":


Related Definitions for "station":

  1. plaats met praktisch of wetenschappelijk doel1
    • bij een benzinestation kun je tanken1
  2. plaats waar je in en uit de trein kunt stappen1
    • de trein vertrekt om negen uur vanaf het station1

Wiktionary Translations for station:

station
noun
  1. in Deutschland: Bahnanlage, die über mindestens eine Weiche verfügt und an der Züge beginnen, enden, halten, ausweichen oder wenden dürfen

Cross Translation:
FromToVia
station Bahnhof; Station station — place where a vehicle may stop