Summary


Dutch

Detailed Translations for takel from Dutch to German

takel:

takel [de ~ (m)] noun

  1. de takel (hijsblok; katrol; takelblok; hijstoestel)
    Takel; die Hebevorrichtung; der Hebeblock; die Seilwinde; die Hebebühne; Hebezeug; der Hebekran; der Hebebaum; die Hebekräne; die Hebebäume

Translation Matrix for takel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Hebebaum hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok dommekracht; hefbok; hefboom; hefinstallatie; hijsarm; krik; lichter
Hebeblock hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok takel voor lichte lasten; talie
Hebebäume hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok
Hebebühne hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok automatische lift; hefbrug; hefplatform
Hebekran hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok grijperkraan; grijpkraan
Hebekräne hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok
Hebevorrichtung hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok automatische lift; hefbrug; hefinstallatie; hijsarm; lichter
Hebezeug hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok hef- en hijswerktuigen; hijsinstallatie; hijskraan; hijstoestel; kraan
Seilwinde hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok takel voor lichte lasten; talie
Takel hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok

Related Words for "takel":

  • takelen, takels, takeltje, takeltjes

takelen:

takelen verb (takel, takelt, takelde, takelden, getakeld)

  1. takelen (met een takel ophijsen)
    hochziehen; takeln
    • hochziehen verb (ziehe hoch, ziehst hoch, zieht hoch, zog hoch, zogt hoch, hochgezogen)
    • takeln verb (takele, takelst, takelt, takelte, takeltet, getakelt)

Conjugations for takelen:

o.t.t.
  1. takel
  2. takelt
  3. takelt
  4. takelen
  5. takelen
  6. takelen
o.v.t.
  1. takelde
  2. takelde
  3. takelde
  4. takelden
  5. takelden
  6. takelden
v.t.t.
  1. heb getakeld
  2. hebt getakeld
  3. heeft getakeld
  4. hebben getakeld
  5. hebben getakeld
  6. hebben getakeld
v.v.t.
  1. had getakeld
  2. had getakeld
  3. had getakeld
  4. hadden getakeld
  5. hadden getakeld
  6. hadden getakeld
o.t.t.t.
  1. zal takelen
  2. zult takelen
  3. zal takelen
  4. zullen takelen
  5. zullen takelen
  6. zullen takelen
o.v.t.t.
  1. zou takelen
  2. zou takelen
  3. zou takelen
  4. zouden takelen
  5. zouden takelen
  6. zouden takelen
en verder
  1. ben getakeld
  2. bent getakeld
  3. is getakeld
  4. zijn getakeld
  5. zijn getakeld
  6. zijn getakeld
diversen
  1. takel!
  2. takelt!
  3. getakeld
  4. takelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for takelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hochziehen met een takel ophijsen; takelen een snuif nemen; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; iets ophalen; insnuiven; lichten; met een spil omhoogwerken; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoog heffen; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opheffen; ophijsen; opsnuiven; opstijgen; optillen; opvliegen; snuiven; tillen
takeln met een takel ophijsen; takelen hijsen; ophijsen

Related Words for "takelen":


Wiktionary Translations for takelen:

takelen
verb
  1. Seemannssprache: (ein Schiff) mit Takelage ausstatten

External Machine Translations:

Related Translations for takel