Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. doorbuigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for doorbuigen from Dutch to German

doorbuigen:

doorbuigen verb (buig door, buigt door, boog door, bogen door, doorgebogen)

  1. doorbuigen (doorzakken)
    durchbiegen; durchzechen; einstürzen; einbrechen
    • durchbiegen verb (biege durch, biegst durch, biegt durch, biegte durch, biegtet durch, durchgebiegt)
    • durchzechen verb (durchzeche, durchzechst, durchzecht, durchzechte, durchzechtet, durchzecht)
    • einstürzen verb (stürze ein, stürzest ein, stürzt ein, stürzte ein, stürztet ein, eingestürzt)
    • einbrechen verb (breche ein, brichst ein, bricht ein, brach ein, brachet ein, eingebrochen)

Conjugations for doorbuigen:

o.t.t.
  1. buig door
  2. buigt door
  3. buigt door
  4. buigen door
  5. buigen door
  6. buigen door
o.v.t.
  1. boog door
  2. boog door
  3. boog door
  4. bogen door
  5. bogen door
  6. bogen door
v.t.t.
  1. heb doorgebogen
  2. hebt doorgebogen
  3. heeft doorgebogen
  4. hebben doorgebogen
  5. hebben doorgebogen
  6. hebben doorgebogen
v.v.t.
  1. had doorgebogen
  2. had doorgebogen
  3. had doorgebogen
  4. hadden doorgebogen
  5. hadden doorgebogen
  6. hadden doorgebogen
o.t.t.t.
  1. zal doorbuigen
  2. zult doorbuigen
  3. zal doorbuigen
  4. zullen doorbuigen
  5. zullen doorbuigen
  6. zullen doorbuigen
o.v.t.t.
  1. zou doorbuigen
  2. zou doorbuigen
  3. zou doorbuigen
  4. zouden doorbuigen
  5. zouden doorbuigen
  6. zouden doorbuigen
en verder
  1. is doorgebogen
  2. zijn doorgebogen
diversen
  1. buig door!
  2. buigt door!
  3. doorgebogen
  4. doorbuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorbuigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durchbiegen doorbuigen; doorzakken
durchzechen doorbuigen; doorzakken doorfuiven
einbrechen doorbuigen; doorzakken afglijden; aftakelen; afzakken; beroven; binnen breken; binnenbreken; binnenvallen; doordringen; een inbraak doen; inbreken; inzinken; onverwachts langskomen; penetreren; vervallen; wegglijden; wegzinken
einstürzen doorbuigen; doorzakken afglijden; aftakelen; afzakken; imploderen; in elkaar zakken; ineenstorten; instorten; invallen; inzakken; inzinken; kelderen; onder water gaan; ondergaan; sterk afnemen; teruglopen; vallen; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzinken; zakken; zinken

Wiktionary Translations for doorbuigen:

doorbuigen
verb
  1. tot een boog vervormen door een opgelegd gewicht

Cross Translation:
FromToVia
doorbuigen biegen; beugen; flektieren courberrendre courbe.
doorbuigen biegen; beugen; flektieren fléchir — Faire ployer, courber.
doorbuigen biegen; beugen; flektieren ployerfléchir, courber.