Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kooi:
  2. kooien:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kooi from Dutch to German

kooi:

kooi [de ~] noun

  1. de kooi (vogelkooi)
    der Käfig; der Vogelkäfig; der Verschlag; Vogelbauer

Translation Matrix for kooi:

NounRelated TranslationsOther Translations
Käfig kooi; vogelkooi hol; hol van een dier; kooitje; leger; schuilplaats; vogelkooitje
Verschlag kooi; vogelkooi box; dierenverblijfplaats; hok; hokje; hol; hol van een dier; leger; opbergruimte; schuilplaats
Vogelbauer kooi; vogelkooi
Vogelkäfig kooi; vogelkooi kooitje; vogelkooitje

Related Words for "kooi":


Wiktionary Translations for kooi:

kooi
noun
  1. een uit tralies of gaas gemaakt voorwerp dat een ruimte omsluit
  2. slaapplaats op een schip
kooi
noun
  1. Behälter oder Einrichtung, um Lebewesen gefangen zu halten, häufig mit einem Gitter versehen

Cross Translation:
FromToVia
kooi Schlafplatz; Koje berth — bunk
kooi Käfig cage — enclosure
kooi Reifrock crinolineétoffe de crin dont on faisait des cols, des sacs, des jupons.
kooi Scheibe; Schicht gisement — marine|fr situation des côtes de la mer.

kooi form of kooien:

kooien verb (kooi, kooit, kooide, kooiden, gekooid)

  1. kooien
    einsperren; einpferchen
    • einsperren verb (sperre ein, sperrst ein, sperrt ein, sperrte ein, sperrtet ein, eingesperrt)
    • einpferchen verb (pferche ein, pferchst ein, pfercht ein, pferchte ein, pferchtet ein, eingepfercht)

Conjugations for kooien:

o.t.t.
  1. kooi
  2. kooit
  3. kooit
  4. kooien
  5. kooien
  6. kooien
o.v.t.
  1. kooide
  2. kooide
  3. kooide
  4. kooiden
  5. kooiden
  6. kooiden
v.t.t.
  1. heb gekooid
  2. hebt gekooid
  3. heeft gekooid
  4. hebben gekooid
  5. hebben gekooid
  6. hebben gekooid
v.v.t.
  1. had gekooid
  2. had gekooid
  3. had gekooid
  4. hadden gekooid
  5. hadden gekooid
  6. hadden gekooid
o.t.t.t.
  1. zal kooien
  2. zult kooien
  3. zal kooien
  4. zullen kooien
  5. zullen kooien
  6. zullen kooien
o.v.t.t.
  1. zou kooien
  2. zou kooien
  3. zou kooien
  4. zouden kooien
  5. zouden kooien
  6. zouden kooien
en verder
  1. ben gekooid
  2. bent gekooid
  3. is gekooid
  4. zijn gekooid
  5. zijn gekooid
  6. zijn gekooid
diversen
  1. kooi!
  2. kooit!
  3. gekooid
  4. kooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kooien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einpferchen kooien bijsluiten; bijvoegen; detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; in hechtenis houden; insluiten; interneren; isoleren; omsingelen; omsluiten; opsluiten; toevoegen; vasthouden
einsperren kooien aanhouden; arresteren; bijsluiten; bijvoegen; detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; gevangennemen; in de cel zetten; in hechtenis houden; in hechtenis nemen; inrekenen; insluiten; interneren; isoleren; oppakken; opsluiten; schutten; toevoegen; vasthouden; vastzetten; vatten

Related Words for "kooien":