Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitgeleefd:
  2. uitleven:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitgeleefd from Dutch to German

uitgeleefd:

uitgeleefd adj

  1. uitgeleefd

Translation Matrix for uitgeleefd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
abgelebt uitgeleefd afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen
abgenutzt uitgeleefd afgedragen; afgeleefd; afgesleten; afgetrapt; oud; versleten; vervallen

Wiktionary Translations for uitgeleefd:


Cross Translation:
FromToVia
uitgeleefd abgelebt; baufällig; gebrechlich; hinfällig; verfallen caduc — (botanique) Se dit d’un organe, notamment les feuilles, se détachant et tombant chaque année.
uitgeleefd alt; bejahrt; betagt; abgelebt; baufällig; gebrechlich; hinfällig vieux — D’un certain âge (relatif à un autre).

uitgeleefd form of uitleven:

uitleven verb (leef uit, leeft uit, leefde uit, leefden uit, uitgeleefd)

  1. uitleven (uit de band springen)
    sich ausleben; durchgehen
    • sich ausleben verb (lebe mich aus, lebst dich aus, lebt sich aus, lebte sich aus, lebtet euch aus, sich ausgelebt)
    • durchgehen verb (gehe durch, gehst durch, geht durch, gang durch, gangt durch, durchgegangen)

Conjugations for uitleven:

o.t.t.
  1. leef uit
  2. leeft uit
  3. leeft uit
  4. leven uit
  5. leven uit
  6. leven uit
o.v.t.
  1. leefde uit
  2. leefde uit
  3. leefde uit
  4. leefden uit
  5. leefden uit
  6. leefden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeleefd
  2. hebt uitgeleefd
  3. heeft uitgeleefd
  4. hebben uitgeleefd
  5. hebben uitgeleefd
  6. hebben uitgeleefd
v.v.t.
  1. had uitgeleefd
  2. had uitgeleefd
  3. had uitgeleefd
  4. hadden uitgeleefd
  5. hadden uitgeleefd
  6. hadden uitgeleefd
o.t.t.t.
  1. zal uitleven
  2. zult uitleven
  3. zal uitleven
  4. zullen uitleven
  5. zullen uitleven
  6. zullen uitleven
o.v.t.t.
  1. zou uitleven
  2. zou uitleven
  3. zou uitleven
  4. zouden uitleven
  5. zouden uitleven
  6. zouden uitleven
en verder
  1. ben uitgeleefd
  2. bent uitgeleefd
  3. is uitgeleefd
  4. zijn uitgeleefd
  5. zijn uitgeleefd
  6. zijn uitgeleefd
diversen
  1. leef uit!
  2. leeft uit!
  3. uitgeleefd
  4. uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitleven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durchgehen uit de band springen; uitleven aanhouden; avanceren; continueren; de plaat poetsen; doorgaan; doorlopen; een stapje verder gaan; erdoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; met de noorderzon vertrekken; op hol slaan; verder lopen; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten; zich uit de voeten maken
sich ausleben uit de band springen; uitleven

Antonyms for "uitleven":


Related Definitions for "uitleven":

  1. je helemaal laten gaan1
    • op de dansavond heb ik me helemaal uitgeleefd1

Wiktionary Translations for uitleven:

uitleven
verb
  1. een verlangen tot verzadiging kunnen botvieren