Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. zich overgeven:
  2. zich over geven:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zich overgeven from Dutch to German

zich overgeven:

zich overgeven verb

  1. zich overgeven
    ergeben; anvertrauen
    • ergeben verb (ergebe, ergibst, ergibt, ergab, ergabt, ergeben)
    • anvertrauen verb (vertraue an, vertraust an, vertraut an, vertraute an, vertrautet an, anvertraut)
  2. zich overgeven (capituleren; opgeven)
    aufgeben; kapitulieren
    • aufgeben verb (gebe auf, gibst auf, gibt auf, gab auf, gabt auf, aufgegeben)
    • kapitulieren verb (kapituliere, kapitulierst, kapituliert, kapitulierte, kapituliertet, kapituliert)
  3. zich overgeven (capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren)
    ausliefern; kaitulieren; übergeben; aushändigen
    • ausliefern verb (liefere aus, lieferst aus, liefert aus, lieferte aus, liefertet aus, ausgeliefert)
    • übergeben verb (übergebe, übergibst, übergibt, übergab, übergabt, übergegeben)
    • aushändigen verb (händige aus, händigst aus, händigt aus, händigte aus, händigtet aus, ausgehändigt)

Translation Matrix for zich overgeven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anvertrauen zich overgeven toevertrouwen
aufgeben capituleren; opgeven; zich overgeven de brui geven aan; grootspreken; hoop opgeven; op de bus doen; opgeven; opofferen; opscheppen; opsnijden; overgeven; posten; prijsgeven; snoeven; strijd opgeven
aushändigen capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven distribueren; ronddelen; uitreiken; verdelen
ausliefern capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren
ergeben zich overgeven braken; kotsen; opbrengen; opleveren; overgeven; spugen; strijd opgeven; uitbraken; vomeren
kaitulieren capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven
kapitulieren capituleren; opgeven; zich overgeven
übergeben capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven afstaan; braken; delegeren; kotsen; overdragen; overgeven; spugen; spuwen; strijd opgeven; uitbraken; vomeren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ergeben aanhankelijk; dierbaar; favoriete; geselecteerd; lievelings; lijdzaam; toegenegen; verkoren

Wiktionary Translations for zich overgeven:


Cross Translation:
FromToVia
zich overgeven kapitulieren; sich ergeben; aufgeben give up — surrender

zich over geven:

zich over geven verb

  1. zich over geven (toegeven)
    zugeben; zuerkennen; sich übergeben; zugestehen
    • zugeben verb (gebe zu, gibst zu, gibt zu, gab zu, gabt zu, zugegeben)
    • zuerkennen verb (erkenne zu, erkennst zu, erkennt zu, erkannte zu, erkanntet zu, zuerkannt)
    • sich übergeben verb (gebe mich über, gibst dich über, gibt sich über, gab sich über, gabt euch über, sich übergegeben)
    • zugestehen verb (gestehee zu, gestehest zu, gestehet zu, gestehete zu, gestehetet zu, zugesteht)

Translation Matrix for zich over geven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sich übergeben toegeven; zich over geven braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
zuerkennen toegeven; zich over geven binnen laten; gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toelaten; toewijzen; vergunnen; verlenen
zugeben toegeven; zich over geven als waar erkennen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; erkennen; goed vinden; toegeven; toestaan; toestemmen; toevoegen; zwichten
zugestehen toegeven; zich over geven als waar erkennen; autoriseren; binnen laten; erkennen; goed vinden; gunnen; iets toekennen; toebedelen; toegeven; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen; verlenen

Related Translations for zich overgeven