Dutch

Detailed Translations for arrangement from Dutch to German

arrangement:

arrangement [het ~] noun

  1. het arrangement (rangschikking; indeling; opstelling; schikking; ordening)
    die Einteilung; die Aufstellung; Arrangement; der Aufbau; die Einrichtung; die Ordnung; die Anordnung; die Eingliederung; die Einreihung
  2. het arrangement (orkestratie; instrumentatie)
    Arrangement
  3. het arrangement (regeling)
    die Regelung; die Anordnung; die Ordnung; die Fügung

Translation Matrix for arrangement:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anordnung arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; regeling; schikking afstelling; bepaling; beschikbaarheid; beschikking; besluit; besluiten; constatering; determinatie; discipline; dwang; gehoorzaamheid; indeling; inregeling; instelling; onderwerping; opbouw; orde; ordening; organisatie; raadsbesluit; regel; regelgeving; regeling; reglement; regularisatie; samenstelling; structuur; systeem; tucht; vaststelling; voorschrift; wet
Arrangement arrangement; indeling; instrumentatie; opstelling; ordening; orkestratie; rangschikking; schikking
Aufbau arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking bouw; bouwwerk; bovenbouw; constructie; gebouw; geweven stof; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; pand; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem; weefsel
Aufstellung arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking aanduiding; benaming; benoeming; bewering; kader; lijst; lijst van gegevens; omranding; opbouw; opgaaf; opgave; ordening; organisatie; overzicht; plaatsing van artikel; rand; samenstelling; specificatie; staat; staatje; stelling; structuur; systeem; tabel; tafel
Eingliederung arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking integratie
Einreihung arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
Einrichtung arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking aankleding; decoratie; dolhuis; gekkenhuis; gesticht; inrichting; instantie; instelling; kenteken; krankzinnigengesticht; krankzinnigeninrichting; lichaam; merkteken; onderscheidingsteken; organisatie; psychiatrische inrichting; verpleging; versiering; verzorging; zorg
Einteilung arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; schifting; sortering; structuur; systeem; uitsplitsing
Fügung arrangement; regeling bepaling; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; regelgeving; regularisatie; tucht; woordgroep
Ordnung arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; regeling; schikking bestel; dienstvoorschrift; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; opbouw; orde; ordening; organisatie; regel; regelgeving; regeling; regelmaat; reglement; regularisatie; samenstel; samenstelling; structuur; systeem; tucht; voorschrift; wet
Regelung arrangement; regeling afspraak; akkoord; orde; overeenkomst; regel; regelgeving; regeling; reglement; regularisatie; schaderegeling; schikking; vereffening; vergelijk; voorschrift; wet

Related Words for "arrangement":

  • arrangementen