Dutch

Detailed Translations for babbeltje from Dutch to German

babbeltje:

babbeltje [het ~] noun

  1. het babbeltje (praatje; causerie; gebabbel)
    die Plauderei; Geplauder; der Schwatz; Geklatsch
  2. het babbeltje (kout; praatje; gekeuvel)
    Geplapper; Gerede; Klatschen; der Tratsch; die Plauderei; der Schwatz; Geschwätz; Geplauder; Geklatsch; Getratsch

Translation Matrix for babbeltje:

NounRelated TranslationsOther Translations
Geklatsch babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; kout; praatje achterklap; gebabbel; gebazel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gelul; gepraat; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; klap; klets; kletspraat; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; praat; praatje; quatsch; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken
Geplapper babbeltje; gekeuvel; kout; praatje achterklap; apekool; brabbeltaal; eendegesnater; flauwekul; gebabbel; gebazel; gebeuzel; gebrabbel; gekeuvel; geklets; gekwaak; gekwebbel; geleuter; gelul; gesnater; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; laster; leuterpraat; nonsens; prietpraat; rimram; smaad; waanzin
Geplauder babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; kout; praatje conversatie; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekout; gekwebbel; gepraat; gesprek; klap; praat; praatje; prietpraat; stof tot gepraat
Gerede babbeltje; gekeuvel; kout; praatje achterklap; apekool; flauwekul; gebabbel; gebazel; gebeuzel; gekeuvel; geklets; gekout; gekwebbel; geleuter; gelul; gepraat; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; klap; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; nonsens; praat; praatje; prietpraat; rimram; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; waanzin; zwartmaken
Geschwätz babbeltje; gekeuvel; kout; praatje achterklap; apekool; brabbeltaal; eendegesnater; flauwekul; gebabbel; gebazel; gebeuzel; gebrabbel; gedonderjaag; gekeuvel; gekkenpraat; geklets; gekwaak; gekwebbel; geleuter; gelul; gepraat; geravot; geroddel; gesnater; gesol; gestoei; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; klap; klets; kletskoek; kletspraat; kolder; kolderverhaal; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; mallepraat; nonsens; onzin; praat; praatje; prietpraat; quatsch; rimram; roddel; roddelpraat; smaad; stoeierij; stoeipartij; stof tot gepraat; waanzin; wartaal; zotteklap; zwartmaken
Getratsch babbeltje; gekeuvel; kout; praatje achterklap; babbeltjes; gebazel; gedonderjaag; geklets; geleuter; gelul; gepraat; geravot; geroddel; gestoei; gewauwel; gezwam; gezwets; klap; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; praatje; praatjes; praatjes hebben; prietpraat; roddel; roddelpraat; stoeierij; stoeipartij; stof tot gepraat; zwartmaken
Klatschen babbeltje; gekeuvel; kout; praatje aanbrengen; achterklap; gebazel; geklater; geklets; geleuter; gelul; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; klikken; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; overbrengen; roddel; roddelpraat; zwartmaken
Plauderei babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; kout; praatje achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praat; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
Schwatz babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; kout; praatje achterklap; gebazel; geklets; geleuter; gelul; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; praat; roddel; roddelpraat; zwartmaken
Tratsch babbeltje; gekeuvel; kout; praatje achterklap; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; gepraat; geroddel; klap; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatje; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken