Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. doen ophouden:


Dutch

Detailed Translations for doen ophouden from Dutch to German

doen ophouden:

doen ophouden verb

  1. doen ophouden (onderbreken; afbreken)
    unterbrechen; stören; beeinträchtigen; hindern
    • unterbrechen verb (unterbreche, unterbrichst, unterbricht, unterbrach, unterbracht, unterbrochen)
    • stören verb (störe, störst, stört, störte, störtet, gestört)
    • beeinträchtigen verb (beeinträchtige, beeinträchtigst, beeinträchtigt, beeinträchtigte, beeinträchtigtet, beeinträchtigt)
    • hindern verb (hindre, hinderst, hindert, hinderte, hindertet, gehindert)

Translation Matrix for doen ophouden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beeinträchtigen afbreken; doen ophouden; onderbreken aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belemmeren; beletten; benadelen; beschadigen; bezoedelen; eer door het slijk halen; schaden; verhinderen
hindern afbreken; doen ophouden; onderbreken afhouden; belemmeren; beletten; chicaneren; doen mislukken; een stokje steken voor; ervanaf houden; hinderen; kleinzielig gedragen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; verijdelen; verstoren; vertoornen; voorkomen; voorkómen; weerhouden
stören afbreken; doen ophouden; onderbreken belemmeren; beletten; ergeren; hinderen; irriteren; obstructie plegen; onmogelijk maken; op de zenuwen werken; storen; verhinderen; verstoren; vertoornen; vervelen; voorkomen; voorkómen
unterbrechen afbreken; doen ophouden; onderbreken afbreken; belemmeren; beletten; bemiddelen; beëindigen; detacheren; forceren; het werk neerleggen als protest; in de rede vallen; in staking gaan; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; loskrijgen; losmaken; loswerken; onderbreken; ontbinden; opheffen; scheiden; staken; stukmaken; tussenbeide komen; tussenkomen; verbreken; verbrijzelen; verhinderen; werkonderbreken

Related Translations for doen ophouden