Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. fabriek:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for fabriek from Dutch to German

fabriek:

fabriek [de ~ (v)] noun

  1. de fabriek
    die Fabrik; Werk; der Betrieb; Kraftwerk; Gewerbe; die Industrie

Translation Matrix for fabriek:

NounRelated TranslationsOther Translations
Betrieb fabriek bedrijf; coöperatie; drukte; firma; gedrang; handelsbedrijf; handelshuis; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; maatschap; maatschappij; onderneming; ophef; rumoer; spektakel; toeloop; toevloed; vennootschap; zaak
Fabrik fabriek
Gewerbe fabriek activiteit; ambacht; arbeid; bedrijf; bedrijven; bedrijvigheid; bezigheid; bureaus; handelsbedrijf; métier; stiel; vak; werkzaamheid
Industrie fabriek activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; industrie; tak van nijverheid; werkzaamheid
Kraftwerk fabriek centrale; energiecentrale; krachtinstallatie
Werk fabriek actie; aktie; daad; handeling; kunstwerk; meesterwerk; oeuvre; verzamelde werken; werk

Related Words for "fabriek":

  • fabrieken, fabriekje, fabriekjes

Related Definitions for "fabriek":

  1. groot bedrijf waar men produkten maakt1
    • in deze fabriek maken ze drop1

Wiktionary Translations for fabriek:

fabriek
noun
  1. plaats waar op industriële schaal productie bedreven wordt
fabriek
noun
  1. Betriebsstätte, an der Produkte industriell hergestellt oder bearbeitet werden
  2. die Gesamtheit aller Gebäude, Produktionsanlagen, Belegschaft und Leitung an einem Standort zum Zweck der industriellen Massenproduktion

Cross Translation:
FromToVia
fabriek Fabrik; Werk; Manufaktur factory — manufacturing place
fabriek Fabrik; Werk mill — manufacturing plant
fabriek Werk; Fabrik mill — building
fabriek Fabrik fabrique — industrie|fr bâtiment où l’on fabriquer des objets destiner aux différents usages de la vie ; usine.
fabriek Fabrik usineétablissement pourvoir de machines, où l’on travailler des matières premier pour en tirer certains produits.