Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. klonter:
  2. klonteren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for klonter from Dutch to German

klonter:

klonter [de ~ (m)] noun

  1. de klonter (klont)
    der Klumpen; der Grus; der Brocken; der Holzschuh; der Klecks; der Tölpel

Translation Matrix for klonter:

NounRelated TranslationsOther Translations
Brocken klont; klonter bonk; bonkend geluid; brok; brokje; eindje; fragmentje; groot en dik stuk; homp; klein stukje; kleine brok; klont; partje; snippertje; stukje; suikerklontje
Grus klont; klonter grind; grindsteen; keizand; kiezels; kiezelsteentjes
Holzschuh klont; klonter houten schoen; klomp
Klecks klont; klonter kledder; klodder; kwak; lik; moesje; nop; smet; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; uitstrijkje; vlek; vlekje; vuile plek; zwabber
Klumpen klont; klonter berg; bonk; bonkend geluid; brok; groot en dik stuk; homp; hoop; kledder; klodder; klont; kluit; kwak; lik; suikerklontje
Tölpel klont; klonter achterlijke; dommerik; dwaas; gek; heikneuter; hork; hufter; idioot; kinkel; klootzak; lomperd; mallerd; malloot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; proleet; simpele ziel; vlegel; zot; zottin

Related Words for "klonter":


Wiktionary Translations for klonter:

klonter
noun
  1. een brok min of meer vaste stof in een vloeiende massa

Cross Translation:
FromToVia
klonter Blutgerinnsel clot — blood clot

klonteren:

klonteren verb (klonter, klontert, klonterde, klonterden, geklonterd)

  1. klonteren
    klumpen
    • klumpen verb (klumpe, klumpst, klumpt, klumpte, klumptet, geklumpt)

Conjugations for klonteren:

o.t.t.
  1. klonter
  2. klontert
  3. klontert
  4. klonteren
  5. klonteren
  6. klonteren
o.v.t.
  1. klonterde
  2. klonterde
  3. klonterde
  4. klonterden
  5. klonterden
  6. klonterden
v.t.t.
  1. heb geklonterd
  2. hebt geklonterd
  3. heeft geklonterd
  4. hebben geklonterd
  5. hebben geklonterd
  6. hebben geklonterd
v.v.t.
  1. had geklonterd
  2. had geklonterd
  3. had geklonterd
  4. hadden geklonterd
  5. hadden geklonterd
  6. hadden geklonterd
o.t.t.t.
  1. zal klonteren
  2. zult klonteren
  3. zal klonteren
  4. zullen klonteren
  5. zullen klonteren
  6. zullen klonteren
o.v.t.t.
  1. zou klonteren
  2. zou klonteren
  3. zou klonteren
  4. zouden klonteren
  5. zouden klonteren
  6. zouden klonteren
en verder
  1. is geklonterd
diversen
  1. klonter!
  2. klontert!
  3. geklonterd
  4. klonterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klonteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
klumpen klonteren

Related Words for "klonteren":


Wiktionary Translations for klonteren:


Cross Translation:
FromToVia
klonteren klumpen; Klumpen bilden clot — to form into a clot