Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kraan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kraan from Dutch to German

kraan:

kraan [de ~ (m)] noun

  1. de kraan
    der Absperrhahn
  2. de kraan (waterkraan)
    der Kran; der Wasserkran; die Hähne; der Wasserhahn; der Hahn; die Wasserhähne

kraan [de ~] noun

  1. de kraan (hijsinstallatie; hijskraan; hijstoestel)
    Hebezeug

Translation Matrix for kraan:

NounRelated TranslationsOther Translations
Absperrhahn kraan afsluitkraan
Hahn kraan; waterkraan haan; haantje; jong mannelijk hoen; macho; mannelijk hoen; trekker van vuurwapen
Hebezeug hijsinstallatie; hijskraan; hijstoestel; kraan hef- en hijswerktuigen; hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok
Hähne kraan; waterkraan
Kran kraan; waterkraan
Wasserhahn kraan; waterkraan
Wasserhähne kraan; waterkraan
Wasserkran kraan; waterkraan

Related Words for "kraan":


Related Definitions for "kraan":

  1. machine waar je mee hijst1
    • de kraan tilde de betonnen plaat op de wagen1
  2. wat je opendraait om er vloeistof uit te laten stromen1
    • er kwam warm water uit de kraan1

Wiktionary Translations for kraan:

kraan
  1. Abschlussstück, Endstück einer Wasserleitung
noun
  1. Technik: eine mechanische Vorrichtung, mit der der Durchfluss von Flüssigkeiten oder Gasen gesteuert werden kann

Cross Translation:
FromToVia
kraan Kran crane — machinery
kraan Hahn; Kran; Zapfen; Spund; Mischbatterie; Wasserhahn; Armatur tap — device to dispense liquid
kraan Wasserhahn; Kran water tap — a spout connected to a socket to provide water from the main water supply
kraan Hahn; Wasserhahn; Zapfen robinet — Pièce servant à retenir un fluide.