Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. krachteloos maken:


Dutch

Detailed Translations for krachteloos maken from Dutch to German

krachteloos maken:

krachteloos maken verb (maak krachteloos, maakt krachteloos, maakte krachteloos, maakten krachteloos, krachteloos gemaakt)

  1. krachteloos maken (verlammen; ontwrichten)
    entkräften
    • entkräften verb (entkräfte, entkräftst, entkräftt, entkräftte, entkräfttet, entkräftet)

Conjugations for krachteloos maken:

o.t.t.
  1. maak krachteloos
  2. maakt krachteloos
  3. maakt krachteloos
  4. maken krachteloos
  5. maken krachteloos
  6. maken krachteloos
o.v.t.
  1. maakte krachteloos
  2. maakte krachteloos
  3. maakte krachteloos
  4. maakten krachteloos
  5. maakten krachteloos
  6. maakten krachteloos
v.t.t.
  1. heb krachteloos gemaakt
  2. hebt krachteloos gemaakt
  3. heeft krachteloos gemaakt
  4. hebben krachteloos gemaakt
  5. hebben krachteloos gemaakt
  6. hebben krachteloos gemaakt
v.v.t.
  1. had krachteloos gemaakt
  2. had krachteloos gemaakt
  3. had krachteloos gemaakt
  4. hadden krachteloos gemaakt
  5. hadden krachteloos gemaakt
  6. hadden krachteloos gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal krachteloos maken
  2. zult krachteloos maken
  3. zal krachteloos maken
  4. zullen krachteloos maken
  5. zullen krachteloos maken
  6. zullen krachteloos maken
o.v.t.t.
  1. zou krachteloos maken
  2. zou krachteloos maken
  3. zou krachteloos maken
  4. zouden krachteloos maken
  5. zouden krachteloos maken
  6. zouden krachteloos maken
en verder
  1. ben krachteloos gemaakt
  2. bent krachteloos gemaakt
  3. is krachteloos gemaakt
  4. zijn krachteloos gemaakt
  5. zijn krachteloos gemaakt
  6. zijn krachteloos gemaakt
diversen
  1. maak krachteloos!
  2. maakt krachteloos!
  3. krachteloos gemaakt
  4. krachteloos makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for krachteloos maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
entkräften krachteloos maken; machteloos maken; ontwrichten; verlammen afmatten; moe maken; ontkrachten; ontzenuwen; slopen; uitputten; vermoeien; weerleggen

Related Translations for krachteloos maken