Dutch

Detailed Translations for lapje from Dutch to German

lapje:

lapje [het ~] noun

  1. het lapje
    Läppchen; der Lumpen; der kleiner Lappen; der Flicken; der Lappen; der Fetzen

Translation Matrix for lapje:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fetzen lapje bon; coupon; dweil; flard; flarden; homp; lap; lompen; lor; lorren; prul; stuk stof; vod; vodden; vodje; vodjes
Flicken lapje bon; coupon; flard; homp; lap; lor; maaslap; prul; stoplap; stuk stof; vod; vodje
Lappen lapje bon; coupon; doek; flard; homp; lap; lappen; lor; poetslap; prul; stuk stof; vod; vodje
Lumpen lapje bon; coupon; flard; flarden; homp; lap; lompen; lor; lorren; poetslap; prul; stuk stof; vod; vodden; vodje; vodjes
Läppchen lapje flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje
kleiner Lappen lapje

Related Words for "lapje":


lapje form of lap:

lap [de ~ (m)] noun

  1. de lap (vod; prul; homp; )
    der Lumpen; Läppchen; der Lappen; der Fetzen; der Flicklappen; der Wisch; der Flicken; der Stoffetzen; wertlose Zeug; der Stofflappen
  2. de lap (doek)
    Tuch; der Lappen
  3. de lap (poetslap)
    der Scheuerlappen; der Lappen; Tuch; Putztuch; der Lumpen
  4. de lap (stuk stof)
    der Flicklappen; der Lappen; der Lumpen; Stück; der Abschnitt; der Rest; der Fetzen; der Restposten; der Flicken; der Coupon; der Restant; der Restbestand; der Stoffetzen; Stück Stoff; der Stofflappen

Translation Matrix for lap:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abschnitt lap; stuk stof aandeel; afdeling; afmeting; alinea; bon; coupon; coupure; deel; divisie; lid; maat; ontvangstbewijs; paragraaf; part; periode; presentatiesectie; reçu; sectie; segment; termijn; tijdsbestek; tijdsbestek van een uur; tijdsduur; tijdsruimte; trap; trapje; uur
Coupon lap; stuk stof bon; coupon
Fetzen flard; homp; lap; lor; prul; stuk stof; vod; vodje bon; coupon; dweil; flarden; lapje; lompen; lorren; vodden; vodjes
Flicken flard; homp; lap; lor; prul; stuk stof; vod; vodje bon; coupon; lapje; maaslap; stoplap
Flicklappen flard; homp; lap; lor; prul; stuk stof; vod; vodje bon; coupon
Lappen doek; flard; homp; lap; lor; poetslap; prul; stuk stof; vod; vodje bon; coupon; lapje; lappen
Lumpen flard; homp; lap; lor; poetslap; prul; stuk stof; vod; vodje bon; coupon; flarden; lapje; lompen; lorren; vodden; vodjes
Läppchen flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje lapje
Putztuch lap; poetslap dweil
Rest lap; stuk stof afzetsel; agio; bezinksel; bon; coupon; depot; droesem; exces; grondsop; hachee; het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; prak; residu; rest; restant; sediment; staartje; surplus; teveel; zetsel
Restant lap; stuk stof bon; coupon; het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant; staartje
Restbestand lap; stuk stof afzetsel; agio; bezinksel; bon; coupon; depot; droesem; exces; grondsop; het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; residu; rest; restant; sediment; surplus; teveel; zetsel
Restposten lap; stuk stof bon; coupon; het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant
Scheuerlappen lap; poetslap dweil
Stoffetzen flard; homp; lap; lor; prul; stuk stof; vod; vodje bon; coupon
Stofflappen flard; homp; lap; lor; prul; stuk stof; vod; vodje bon; coupon; lappen
Stück lap; stuk stof aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; bijdrage; bon; brok; brokje; component; coupon; deel; deeltje; drama; element; fractie; gedeelte; inbreng; ingrediënt; kleine brok; klont; moot; onderdeel; onderdeeltje; part; plak; schouwspel; segment; stuk; suikerklontje; toneelstuk; tranche
Stück Stoff lap; stuk stof
Tuch doek; lap; poetslap bon; coupon; laken; wollen weefsel
Wisch flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje oogst; opbrengst van gewas; pluk; wijnoogst
wertlose Zeug flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje

Related Words for "lap":


Wiktionary Translations for lap:

lap
noun
  1. een stuk van iets

Cross Translation:
FromToVia
lap Lappen rag — piece of cloth
lap Fetzen; Hader; Lappen; Lumpen chiffonmauvais linge, mauvais morceau d'étoffe ou rognure d’une étoffe neuf.
lap Fetzen; Hader; Lappen; Lumpen lambeaumorceau d’une étoffe déchirer.