Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. laten voorbijgaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for laten voorbijgaan from Dutch to German

laten voorbijgaan:

laten voorbijgaan verb (laat voorbijgaan, liet voorbijgaan, lieten voorbijgaan, laten voorbijgaan)

  1. laten voorbijgaan (laten liggen)
    hinterlassen
    • hinterlassen verb (lasse hinter, läßt hinter, ließ hinter, ließt hinter, hintergelassen)

Conjugations for laten voorbijgaan:

o.t.t.
  1. laat voorbijgaan
  2. laat voorbijgaan
  3. laat voorbijgaan
  4. laten voorbijgaan
  5. laten voorbijgaan
  6. laten voorbijgaan
o.v.t.
  1. liet voorbijgaan
  2. liet voorbijgaan
  3. liet voorbijgaan
  4. lieten voorbijgaan
  5. lieten voorbijgaan
  6. lieten voorbijgaan
v.t.t.
  1. heb laten voorbijgaan
  2. hebt laten voorbijgaan
  3. heeft laten voorbijgaan
  4. hebben laten voorbijgaan
  5. hebben laten voorbijgaan
  6. hebben laten voorbijgaan
v.v.t.
  1. had laten voorbijgaan
  2. had laten voorbijgaan
  3. had laten voorbijgaan
  4. hadden laten voorbijgaan
  5. hadden laten voorbijgaan
  6. hadden laten voorbijgaan
o.t.t.t.
  1. zal laten voorbijgaan
  2. zult laten voorbijgaan
  3. zal laten voorbijgaan
  4. zullen laten voorbijgaan
  5. zullen laten voorbijgaan
  6. zullen laten voorbijgaan
o.v.t.t.
  1. zou laten voorbijgaan
  2. zou laten voorbijgaan
  3. zou laten voorbijgaan
  4. zouden laten voorbijgaan
  5. zouden laten voorbijgaan
  6. zouden laten voorbijgaan
diversen
  1. laat voorbijgaan!
  2. laat voorbijgaan!
  3. laten voorbijgaan
  4. voorbijgaan latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for laten voorbijgaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hinterlassen laten liggen; laten voorbijgaan achterlaten; laten; legateren; nalaten; permitteren; teruglaten; toelaten; vererven; vermaken

Wiktionary Translations for laten voorbijgaan:


Cross Translation:
FromToVia
laten voorbijgaan vorangehen; vorhergehen forego — to precede

Related Translations for laten voorbijgaan