Dutch

Detailed Translations for minnekozen from Dutch to German

minnekozen:

minnekozen verb (minnekoos, minnekoost, minnekoosde, minnekoosden, geminnekoosd)

  1. minnekozen (vrijen; de liefde bedrijven; minnen; liefkozen; beminnen)
    bumsen; Geschlechtsverkehr haben; ficken; sich lieben; Liebe machen; miteinander schlafen

Conjugations for minnekozen:

o.t.t.
  1. minnekoos
  2. minnekoost
  3. minnekoost
  4. minnekozen
  5. minnekozen
  6. minnekozen
o.v.t.
  1. minnekoosde
  2. minnekoosde
  3. minnekoosde
  4. minnekoosden
  5. minnekoosden
  6. minnekoosden
v.t.t.
  1. heb geminnekoosd
  2. hebt geminnekoosd
  3. heeft geminnekoosd
  4. hebben geminnekoosd
  5. hebben geminnekoosd
  6. hebben geminnekoosd
v.v.t.
  1. had geminnekoosd
  2. had geminnekoosd
  3. had geminnekoosd
  4. hadden geminnekoosd
  5. hadden geminnekoosd
  6. hadden geminnekoosd
o.t.t.t.
  1. zal minnekozen
  2. zult minnekozen
  3. zal minnekozen
  4. zullen minnekozen
  5. zullen minnekozen
  6. zullen minnekozen
o.v.t.t.
  1. zou minnekozen
  2. zou minnekozen
  3. zou minnekozen
  4. zouden minnekozen
  5. zouden minnekozen
  6. zouden minnekozen
en verder
  1. ben geminneloosd
  2. bent geminnekoosd
  3. is geminnekoosd
  4. zijn geminnekoosd
  5. zijn geminnekoosd
  6. zijn geminnekoosd
diversen
  1. minnekoos!
  2. minnekoost!
  3. geminnekoosd
  4. minnekozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for minnekozen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Geschlechtsverkehr haben beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
Liebe machen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
bumsen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen bonzen; geslachtsgemeenschap hebben; knallen; luiden; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vozen; vrijen
ficken beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen geslachtsgemeenschap hebben; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vozen; vrijen
miteinander schlafen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
sich lieben beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen