Summary


Dutch

Detailed Translations for ondeugd from Dutch to German

ondeugd:

ondeugd [de ~] noun

  1. de ondeugd (zedelijke slechtheid; zonde)
    die Sünde; die Untugend; die Unsittlichkeit
  2. de ondeugd (guitigheid)
    Scheusal; der häßlicheKerl
  3. de ondeugd (kwajongen; deugniet; boefje; )
    die Rotznase; der Lausbub; der Bengel; der Schelm

Translation Matrix for ondeugd:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bengel bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel bengels; jongen; rakker; rekel; stouterd; vlegels
Lausbub bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel deugniet; guit; rakker; snaak; stinkerd
Rotznase bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel neus waaruit snot druipt; snotneus
Schelm bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel boef; fielt; grappenmaker; guit; jongen; komiek; mallerd; mispunt; naarling; olijkerd; paljas; pias; picaro; rakker; rekel; rotzak; schavuit; schelm; schobbejak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stouterd; uilenspiegel
Scheusal guitigheid; ondeugd boef; engerd; fielt; gedrocht; griezel; griezeltje; lelijkerd; misbaksel; monster; mormel; schobbejak; schurk; wangedrocht; wanschepsel
Sünde ondeugd; zedelijke slechtheid; zonde
Unsittlichkeit ondeugd; zedelijke slechtheid; zonde onkuisheid
Untugend ondeugd; zedelijke slechtheid; zonde
häßlicheKerl guitigheid; ondeugd

Wiktionary Translations for ondeugd:


Cross Translation:
FromToVia
ondeugd Laster; Lasterhaftigkeit vice — bad habit