Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. oscilleren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for oscilleren from Dutch to German

oscilleren:

oscilleren verb

  1. oscilleren
    schwingen; schwanken
    • schwingen verb (schwinge, schwingst, schwingt, schwang, schwangt, geschwungen)
    • schwanken verb (schwanke, schwankst, schwankt, schwankte, schwanktet, geschwankt)

Translation Matrix for oscilleren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
schwanken oscilleren aarzelen; deinen; dubben; fluctueren; golven; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; talmen; twijfelen; variëren; waggelen; wankelen; weifelen; wiebelen; wiegen; wisselvallig zijn
schwingen oscilleren deinen; golven; heen en weer zwaaien; met iemand worstelen; schommelen; slingeren; touwtrekken; wiebelen; wiegen; worstelen; zwengelen; zwiepen; zwieren

Wiktionary Translations for oscilleren:

oscilleren
verb
  1. oscilleren