Dutch

Detailed Translations for overwinnen from Dutch to German

overwinnen:

overwinnen verb (overwin, overwint, overwon, overwonnen, overwonnen)

  1. overwinnen (winnen; te boven komen; verslaan)
    besiegen; siegen über

Conjugations for overwinnen:

o.t.t.
  1. overwin
  2. overwint
  3. overwint
  4. overwinnen
  5. overwinnen
  6. overwinnen
o.v.t.
  1. overwon
  2. overwon
  3. overwon
  4. overwonnen
  5. overwonnen
  6. overwonnen
v.t.t.
  1. heb overwonnen
  2. hebt overwonnen
  3. heeft overwonnen
  4. hebben overwonnen
  5. hebben overwonnen
  6. hebben overwonnen
v.v.t.
  1. had overwonnen
  2. had overwonnen
  3. had overwonnen
  4. hadden overwonnen
  5. hadden overwonnen
  6. hadden overwonnen
o.t.t.t.
  1. zal overwinnen
  2. zult overwinnen
  3. zal overwinnen
  4. zullen overwinnen
  5. zullen overwinnen
  6. zullen overwinnen
o.v.t.t.
  1. zou overwinnen
  2. zou overwinnen
  3. zou overwinnen
  4. zouden overwinnen
  5. zouden overwinnen
  6. zouden overwinnen
en verder
  1. ben overwonnen
  2. bent overwonnen
  3. is overwonnen
  4. zijn overwonnen
  5. zijn overwonnen
  6. zijn overwonnen
diversen
  1. overwin!
  2. overwint!
  3. overwonnen
  4. overwinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overwinnen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
besiegen overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen beroeren; raken; treffen
siegen über overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen

Wiktionary Translations for overwinnen:


Cross Translation:
FromToVia
overwinnen schlagen; gewinnen beat — to win against
overwinnen übertreffen best — to beat
overwinnen niederringen; besiegen; schlagen defeat — to overcome in battle or contest
overwinnen überwinden overcome — surmount, get the better of
overwinnen überwinden surmount — to get over; to overcome
overwinnen gewinnen win — transitive: achieve victory in
overwinnen siegen; gewinnen win — intransitive: achieve by winning
overwinnen bewältigen; meistern; bemeistern; siegen; besiegen; überwinden; überflügeln; übersteigen; überragen; übertreffen surmontermonter au-dessus.
overwinnen bewältigen; meistern; bemeistern; siegen; besiegen; überwinden vaincreremporter la victoire sur ses ennemis, dans la guerre.