Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. slang:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for slang from Dutch to German

slang:

slang [de ~] noun

  1. de slang (serpent)
    die Schlange; der Slang; Luder; Aas
  2. de slang (tuinslang; sproeier; waterslang)
    der Gartenschlauch; der Wasserschlauch

Translation Matrix for slang:

NounRelated TranslationsOther Translations
Aas serpent; slang aas; ellendeling; kadaver; klier; kreng; lijk; lokaas; lokmiddel; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk; troel; troela; trut; vervelend kreng
Gartenschlauch slang; sproeier; tuinslang; waterslang waterserpent; waterslang
Luder serpent; slang ellendeling; feeks; haaibaai; heks; helleveeg; klier; kreng; loeder; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk; teef; troel; troela; trut; vals wicht; vervelend kreng; viswijf
Schlange serpent; slang colonne; ellendeling; feeks; file; gelid; haaibaai; heks; helleveeg; klier; kreng; loeder; mispunt; rij; rijtje; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk; teef; troel; troela; trut; vals wicht; veldslang; vervelend kreng; viswijf; waterserpent; waterslang
Slang serpent; slang jargon; terminologie; vaktaal
Wasserschlauch slang; sproeier; tuinslang; waterslang waterserpent; waterslang

Related Words for "slang":


Wiktionary Translations for slang:

slang
noun
  1. flexible Leitung zur Förderung fester, flüssiger und gasförmiger Stoffe
  2. Zoologie: Unterordnung von fußlosen Tieren (Serpentes)

Cross Translation:
FromToVia
slang Natter adder — snake
slang Schlauch hose — flexible tube
slang Schlange serpent — snake
slang Schlange; Wurm snake — legless reptile
slang Schlange serpentreptile apode ovipare (rarement ovovivipare).

Related Translations for slang