Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. solliciteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for solliciteren from Dutch to German

solliciteren:

solliciteren verb (solliciteer, solliciteert, solliciteerde, solliciteerden, gesolliciteerd)

  1. solliciteren
    bewerben; sich bewerben
    • bewerben verb (bewerbe, bewirbst, bewirbt, bewarb, bewarbt, beworden)
    • sich bewerben verb (bewerbe mich, bewirbst dich, bewirbt sich, bewarb sich, bewarbt euch, sich beworben)

Conjugations for solliciteren:

o.t.t.
  1. solliciteer
  2. solliciteert
  3. solliciteert
  4. solliciteren
  5. solliciteren
  6. solliciteren
o.v.t.
  1. solliciteerde
  2. solliciteerde
  3. solliciteerde
  4. solliciteerden
  5. solliciteerden
  6. solliciteerden
v.t.t.
  1. heb gesolliciteerd
  2. hebt gesolliciteerd
  3. heeft gesolliciteerd
  4. hebben gesolliciteerd
  5. hebben gesolliciteerd
  6. hebben gesolliciteerd
v.v.t.
  1. had gesolliciteerd
  2. had gesolliciteerd
  3. had gesolliciteerd
  4. hadden gesolliciteerd
  5. hadden gesolliciteerd
  6. hadden gesolliciteerd
o.t.t.t.
  1. zal solliciteren
  2. zult solliciteren
  3. zal solliciteren
  4. zullen solliciteren
  5. zullen solliciteren
  6. zullen solliciteren
o.v.t.t.
  1. zou solliciteren
  2. zou solliciteren
  3. zou solliciteren
  4. zouden solliciteren
  5. zouden solliciteren
  6. zouden solliciteren
en verder
  1. ben gesolliciteerd
  2. bent gesolliciteerd
  3. is gesolliciteerd
  4. zijn gesolliciteerd
  5. zijn gesolliciteerd
  6. zijn gesolliciteerd
diversen
  1. solliciteer!
  2. solliciteert!
  3. gesolliciteerd
  4. solliciterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for solliciteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bewerben solliciteren
sich bewerben solliciteren

Wiktionary Translations for solliciteren:

solliciteren
verb
  1. (intransitiv), (reflexiv),mit Akkusativ: um eine Anstellung, um eine Kandidatur, um eine Ausschreibung oder Ähnliches in einem bestimmten Verfahren bemühen