Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. spatje:
  2. spat:


Dutch

Detailed Translations for spatje from Dutch to German

spatje:

spatje [het ~] noun

  1. het spatje (vlek; nop; spat; )
    der Fleck; der Klecks

Translation Matrix for spatje:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fleck moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje bon; coupon; smet; uitstrijkje; vlek; vuile plek; zwabber
Klecks moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; smet; spat; spatter; uitstrijkje; vlek; vuile plek; zwabber

Related Words for "spatje":


spatje form of spat:

spat [de ~] noun

  1. de spat (vlek; nop; stip; )
    der Fleck; der Klecks
  2. de spat (spatter)
    der Spritzer; der Klecks; der Tüpfel

Translation Matrix for spat:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fleck moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje bon; coupon; smet; uitstrijkje; vlek; vuile plek; zwabber
Klecks moesje; nop; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; smet; uitstrijkje; vlek; vuile plek; zwabber
Spritzer spat; spatter drugsverslaafde die spuit; scheutje; spuiter
Tüpfel spat; spatter spikkel; zwabber

Related Words for "spat":