Summary


Dutch

Detailed Translations for vermenigvuldigen from Dutch to German

vermenigvuldigen:

vermenigvuldigen verb (vermenigvuldig, vermenigvuldigt, vermenigvuldigde, vermenigvuldigden, vermenigvuldigd)

  1. vermenigvuldigen (verveelvoudigen)
    vervielfältigen; vervielfachen; reproduzieren
    • vervielfältigen verb (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)
    • vervielfachen verb (vervielfache, vervielfachst, vervielfacht, vervielfachte, vervielfachtet, vervielfacht)
    • reproduzieren verb (reproduziere, reproduzierst, reproduziert, reproduzierte, reproduziertet, reproduziert)
  2. vermenigvuldigen (voortplanten)
    fortpflanzen
    • fortpflanzen verb (pflanze fort, pflanzt fort, pflanzte fort, pflanztet fort, fortgepflanzt)
  3. vermenigvuldigen (verdubbelen; reproduceren)
    verdoppeln; multiplizieren; vervielfältigen; vervielfachen; vermehren; fälschen; reproduzieren
    • verdoppeln verb (verdoppele, verdoppelst, verdoppelt, verdoppelte, verdoppeltet, verdoppelt)
    • multiplizieren verb (multipliziere, multiplizierst, multipliziert, multiplizierte, multipliziertet, multipliziert)
    • vervielfältigen verb (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)
    • vervielfachen verb (vervielfache, vervielfachst, vervielfacht, vervielfachte, vervielfachtet, vervielfacht)
    • vermehren verb (vermehre, vermehrst, vermehrt, vermehrte, vermehrtet, vermehrt)
    • fälschen verb (fälsche, fälschst, fälscht, fälschte, fälschtet, gefälscht)
    • reproduzieren verb (reproduziere, reproduzierst, reproduziert, reproduzierte, reproduziertet, reproduziert)

Conjugations for vermenigvuldigen:

o.t.t.
  1. vermenigvuldig
  2. vermenigvuldigt
  3. vermenigvuldigt
  4. vermenigvuldigen
  5. vermenigvuldigen
  6. vermenigvuldigen
o.v.t.
  1. vermenigvuldigde
  2. vermenigvuldigde
  3. vermenigvuldigde
  4. vermenigvuldigden
  5. vermenigvuldigden
  6. vermenigvuldigden
v.t.t.
  1. heb vermenigvuldigd
  2. hebt vermenigvuldigd
  3. heeft vermenigvuldigd
  4. hebben vermenigvuldigd
  5. hebben vermenigvuldigd
  6. hebben vermenigvuldigd
v.v.t.
  1. had vermenigvuldigd
  2. had vermenigvuldigd
  3. had vermenigvuldigd
  4. hadden vermenigvuldigd
  5. hadden vermenigvuldigd
  6. hadden vermenigvuldigd
o.t.t.t.
  1. zal vermenigvuldigen
  2. zult vermenigvuldigen
  3. zal vermenigvuldigen
  4. zullen vermenigvuldigen
  5. zullen vermenigvuldigen
  6. zullen vermenigvuldigen
o.v.t.t.
  1. zou vermenigvuldigen
  2. zou vermenigvuldigen
  3. zou vermenigvuldigen
  4. zouden vermenigvuldigen
  5. zouden vermenigvuldigen
  6. zouden vermenigvuldigen
diversen
  1. vermenigvuldig!
  2. vermenigvuldigt!
  3. vermenigvuldigd
  4. vermenigvuldigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vermenigvuldigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fortpflanzen vermenigvuldigen; voortplanten aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opfokken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
fälschen reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen falsificeren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
multiplizieren reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen
reproduzieren reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen fotokopiëren; reproduceren
verdoppeln reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen
vermehren reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen
vervielfachen reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen
vervielfältigen reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen dupliceren; falsificeren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; multipliceren; nabootsen; namaken; stencilen; vervalsen

Wiktionary Translations for vermenigvuldigen:


Cross Translation:
FromToVia
vermenigvuldigen Multiplikation multiplication — process
vermenigvuldigen multiplizieren multiply — transitive: perform multiplication on (a number)