Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. wemelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wemelen from Dutch to German

wemelen:

wemelen verb (wemel, wemelt, wemelde, wemelden, gewemeld)

  1. wemelen (wriemelen)
    quirlen; wimmeln
    • quirlen verb (quirle, quirlst, quirlt, quirlte, quirltet, gequirlt)
    • wimmeln verb (wimmele, wimmelst, wimmelt, wimmelte, wimmeltet, gewimmelt)
  2. wemelen (krioelen; kruipen)
    kriechen; wimmeln; quirlen; kribbeln
    • kriechen verb (krieche, kriechst, kriecht, kriechte, kriechtet, gekriecht)
    • wimmeln verb (wimmele, wimmelst, wimmelt, wimmelte, wimmeltet, gewimmelt)
    • quirlen verb (quirle, quirlst, quirlt, quirlte, quirltet, gequirlt)
    • kribbeln verb (kribbele, kribbelst, kribbelt, kribbelte, kribbeltet, gekribbelt)

Conjugations for wemelen:

o.t.t.
  1. wemel
  2. wemelt
  3. wemelt
  4. wemelen
  5. wemelen
  6. wemelen
o.v.t.
  1. wemelde
  2. wemelde
  3. wemelde
  4. wemelden
  5. wemelden
  6. wemelden
v.t.t.
  1. heb gewemeld
  2. hebt gewemeld
  3. heeft gewemeld
  4. hebben gewemeld
  5. hebben gewemeld
  6. hebben gewemeld
v.v.t.
  1. had gewemeld
  2. had gewemeld
  3. had gewemeld
  4. hadden gewemeld
  5. hadden gewemeld
  6. hadden gewemeld
o.t.t.t.
  1. zal wemelen
  2. zult wemelen
  3. zal wemelen
  4. zullen wemelen
  5. zullen wemelen
  6. zullen wemelen
o.v.t.t.
  1. zou wemelen
  2. zou wemelen
  3. zou wemelen
  4. zouden wemelen
  5. zouden wemelen
  6. zouden wemelen
diversen
  1. wemel!
  2. wemelt!
  3. gewemeld
  4. wemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wemelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kribbeln krioelen; kruipen; wemelen jeuken; kriebelen
kriechen krioelen; kruipen; wemelen kruipen; sluipen
quirlen krioelen; kruipen; wemelen; wriemelen draaien; klutsen; kolken; ronddraaien
wimmeln krioelen; kruipen; wemelen; wriemelen

Wiktionary Translations for wemelen:


Cross Translation:
FromToVia
wemelen wimmeln; [[in Überfluss vorhanden sein]] abound — to be plentiful
wemelen wimmeln abound — to be copiously supplied
wemelen wimmeln teem — overflowing with
wemelen schwärmen; wimmeln fourmiller — Traductions à trier suivant le sens