Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. zoethouden:


Dutch

Detailed Translations for zoethouden from Dutch to German

zoethouden:

zoethouden verb (houd zoet, houdt zoet, hield zoet, hielden zoet, zoet gehouden)

  1. zoethouden
    hinhalten
    • hinhalten verb (halte hin, hältst hin, hält hin, hielt hin, hieltet hin, hingehalten)

Conjugations for zoethouden:

o.t.t.
  1. houd zoet
  2. houdt zoet
  3. houdt zoet
  4. houden zoet
  5. houden zoet
  6. houden zoet
o.v.t.
  1. hield zoet
  2. hield zoet
  3. hield zoet
  4. hielden zoet
  5. hielden zoet
  6. hielden zoet
v.t.t.
  1. heb zoet gehouden
  2. hebt zoet gehouden
  3. heeft zoet gehouden
  4. hebben zoet gehouden
  5. hebben zoet gehouden
  6. hebben zoet gehouden
v.v.t.
  1. had zoet gehouden
  2. had zoet gehouden
  3. had zoet gehouden
  4. hadden zoet gehouden
  5. hadden zoet gehouden
  6. hadden zoet gehouden
o.t.t.t.
  1. zal zoethouden
  2. zult zoethouden
  3. zal zoethouden
  4. zullen zoethouden
  5. zullen zoethouden
  6. zullen zoethouden
o.v.t.t.
  1. zou zoethouden
  2. zou zoethouden
  3. zou zoethouden
  4. zouden zoethouden
  5. zouden zoethouden
  6. zouden zoethouden
diversen
  1. houd zoet!
  2. houdt zoet!
  3. zoet gehouden
  4. zoethoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zoethouden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hinhalten zoethouden aangeven; aanlijnen; aanreiken; aanrekenen; aanwrijven; afgeven; berispen; beschuldigen; blameren; geven; gispen; hooghouden; in de hoogte houden; laken; nadragen; omhooghouden; ophouden; overgeven; overhandigen; reiken; temporiseren; toesteken; vertragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden