Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. believen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for believen from Dutch to English

believen:

believen [het ~] noun

  1. het believen (goeddunken)
    the discretion; the consent

believen verb (belief, belieft, beliefde, beliefden, beliefd)

  1. believen (moeten; willen)
    to must; to want; to have to; to need
    • must verb (must)
    • want verb (wants, wanted, wanting)
    • have to verb (has to, had to, having to)
    • need verb (needs, needed, needing)
  2. believen (goeddunken; aanstaan)
    to fancy; to please; to think fit; to like; do what you think is right

Conjugations for believen:

o.t.t.
  1. belief
  2. belieft
  3. belieft
  4. believen
  5. believen
  6. believen
o.v.t.
  1. beliefde
  2. beliefde
  3. beliefde
  4. beliefden
  5. beliefden
  6. beliefden
v.t.t.
  1. heb beliefd
  2. hebt beliefd
  3. heeft beliefd
  4. hebben beliefd
  5. hebben beliefd
  6. hebben beliefd
v.v.t.
  1. had beliefd
  2. had beliefd
  3. had beliefd
  4. hadden beliefd
  5. hadden beliefd
  6. hadden beliefd
o.t.t.t.
  1. zal believen
  2. zult believen
  3. zal believen
  4. zullen believen
  5. zullen believen
  6. zullen believen
o.v.t.t.
  1. zou believen
  2. zou believen
  3. zou believen
  4. zouden believen
  5. zouden believen
  6. zouden believen
diversen
  1. belief!
  2. belieft!
  3. beliefd
  4. believend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for believen:

NounRelated TranslationsOther Translations
consent believen; goeddunken accoord; afspraak; akkoord; goedkeuring; instemming; jawoord; overeenkomst; regeling; schikking; toestemming; welbevinden
discretion believen; goeddunken gevoeligheid mbt het betamelijke; kiesheid
fancy bui; gril; keuze; kuur; luim; nuk; smaak; voorkeur; voorliefde
must must; vereiste
need armoede; behoeftigheid; ellende; gebrek; hulpbehoevendheid; nood; noodwendigheid
want armoede; behoefte; ellende; gebrek; gemis
VerbRelated TranslationsOther Translations
do what you think is right aanstaan; believen; goeddunken
fancy aanstaan; believen; goeddunken houden van; lekker vinden; lusten; visualiseren
have to believen; moeten; willen
like aanstaan; believen; goeddunken aanstaan; amuseren; bevallen; conveniëren; genieten; genot hebben van; houden van; lekker vinden; lusten; prettig vinden
must believen; moeten; willen
need believen; moeten; willen behoeven; benodigen; hoeven; nodig hebben
please aanstaan; believen; goeddunken aangenaam aandoen; aangenaam maken; aanstaan; begeerte stillen; behagen; bevallen; bevredigen; blij maken; gelieven; plezieren; tevreden stellen; tevredenstellen; vergenoegen; voldoening geven
think fit aanstaan; believen; goeddunken
want believen; moeten; willen begeren; behoeven; benodigen; nodig hebben; verlangen; wensen; willen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
like dergelijk; dergelijke; dusdanig; evenzo; in overeenstemming met; naar; net zo; zo een; zo'n; zoals; zodanig; zoiets; zowel als; zulk; zulke
AdverbRelated TranslationsOther Translations
please ach; alsjeblieft; alstublieft; s.v.p.; toe

Wiktionary Translations for believen:

believen
verb
  1. naar de zin zijn