Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. lijn:
  2. lijnen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lijn from Dutch to English

lijn:

lijn [de ~] noun

  1. de lijn (streep; linie)
    the line; the stripe
  2. de lijn (schreef)
    the scratch
  3. de lijn (riem; teugel; lei)
    the leading strings; the bridle
  4. de lijn (huidrimpel; rimpel)
    the wrinkle
  5. de lijn
    the line
    – A vector path defined by two points and a straight or curved segment between them. 1

Translation Matrix for lijn:

NounRelated TranslationsOther Translations
bridle lei; lijn; riem; teugel halsband; hoofdstel; hoofdtuig; leiband; leidsel; teugel; toom; tuigje
leading strings lei; lijn; riem; teugel
line lijn; linie; streep aansluiting; afzetlint; colonne; connectie; contact; file; gelid; koord; kordon; lijntje; lint; politielint; regel; rij; schriftlijn; streepje; verbinding
scratch lijn; schreef krab; krabwond; kras; schram; schrammetje
stripe lijn; linie; streep striemen in de huid
wrinkle huidrimpel; lijn; rimpel gezichtsrimpel; kreukel; rimpel; valse vouw
- figuur; gestalte; streep
VerbRelated TranslationsOther Translations
line belijnen; lijnen; liniëren; strepen; strepen trekken; van lijnen voorzien
scratch afkrabben; bekrassen; graaien; grijpen; grissen; jatten; krassen; pikken; schrapen; schrappen; snaaien; wegkapen; zich krabben
stripe belijnen; liniëren; strepen; strepen trekken; van lijnen voorzien
wrinkle kreukelen; kreuken; rimpelen; verfrommelen; verkreukelen

Related Words for "lijn":


Synonyms for "lijn":


Related Definitions for "lijn":

  1. vorm van het lichaam2
    • nee, geen gebak, ik moet om mijn lijn denken2
  2. koord of draad2
    • houd uw hond aan de lijn2
  3. verbinding tussen twee punten2
    • er is vertraging op de lijn Amsterdam-Utrecht2
  4. verbinding tussen twee punten op een ondergrond2
    • in de driehoek trok hij een lijn2

Wiktionary Translations for lijn:

lijn
noun
  1. een streep
  2. een getekende streep (op o.a. papier)
lijn
noun
  1. obsolete: flax; linen (see flax and linen)
  2. official, stated position of an individual or political faction
  3. course of conduct, thought, occupation, or policy
  4. sentence of dialogue, especially in a script or screenplay
  5. single horizontal row of text on a screen, printed paper, etc.
  6. series or succession of ancestors or descendants of a given person
  7. lineament; feature; figure
  8. straight sequence of people, queue
  9. threadlike crease marking the face or the hand; hence, characteristic mark
  10. telephone or network connection
  11. geography: circle of latitude or of longitude, as represented on a map
  12. graph theory: edge of a graph
  13. geometry: continuous finite segment of such a figure
  14. geometry: infinite one-dimensional figure
  15. path through two or more points, threadlike mark
  16. rope, cord, or string
  17. long cord for dogs
  18. leash
  19. chess: vertical line of squares
  20. in graph theory: any of the pairs of vertices in a graph
verb
  1. to mark with a line

Cross Translation:
FromToVia
lijn cord; line; chord cordetortis fait ordinairement de chanvre et quelquefois de coton, de laine, de soie, d’écorce d’arbres, de poil, de crin, de jonc et d’autres matières pliantes et flexibles.
lijn line; round; figure ligne — Traductions à trier suivant le sens
lijn stripe; ray; part; stingray; skate; strip; streak; stroke; dash raieligne tracer sur une surface.

lijn form of lijnen:

lijnen verb (lijn, lijnt, lijnde, lijnden, gelijnd)

  1. lijnen
    to line
    • line verb (lines, lined, lining)

Conjugations for lijnen:

o.t.t.
  1. lijn
  2. lijnt
  3. lijnt
  4. lijnen
  5. lijnen
  6. lijnen
o.v.t.
  1. lijnde
  2. lijnde
  3. lijnde
  4. lijnden
  5. lijnden
  6. lijnden
v.t.t.
  1. heb gelijnd
  2. hebt gelijnd
  3. heeft gelijnd
  4. hebben gelijnd
  5. hebben gelijnd
  6. hebben gelijnd
v.v.t.
  1. had gelijnd
  2. had gelijnd
  3. had gelijnd
  4. hadden gelijnd
  5. hadden gelijnd
  6. hadden gelijnd
o.t.t.t.
  1. zal lijnen
  2. zult lijnen
  3. zal lijnen
  4. zullen lijnen
  5. zullen lijnen
  6. zullen lijnen
o.v.t.t.
  1. zou lijnen
  2. zou lijnen
  3. zou lijnen
  4. zouden lijnen
  5. zouden lijnen
  6. zouden lijnen
en verder
  1. is gelijnd
diversen
  1. lijn!
  2. lijnt!
  3. gelijnd
  4. lijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lijnen [het ~] noun

  1. het lijnen (dieet; regime)
    the diet; the regime
  2. het lijnen (dieet houden)
    the diet
  3. het lijnen (diëten; aan de lijn doen)
    the diet; the slim; the watch one's weight

Translation Matrix for lijnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
diet aan de lijn doen; dieet; dieet houden; diëten; lijnen; regime dieet; vermageringskuur
line aansluiting; afzetlint; colonne; connectie; contact; file; gelid; koord; kordon; lijn; lijntje; linie; lint; politielint; regel; rij; schriftlijn; streep; streepje; verbinding
regime dieet; lijnen; regime bewind; regeringsstelsel; regime; staatsbestel
slim aan de lijn doen; diëten; lijnen
watch one's weight aan de lijn doen; diëten; lijnen
VerbRelated TranslationsOther Translations
line lijnen belijnen; liniëren; strepen; strepen trekken; van lijnen voorzien
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
slim fijn; mager; slank; slank en smal; spichtig; sprieterig; tenger

Related Words for "lijnen":


Wiktionary Translations for lijnen:

lijnen

Related Translations for lijn