Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. vestiging:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vestiging from Dutch to English

vestiging:

vestiging [de ~ (v)] noun

  1. de vestiging (het stichten; stichting; oprichting; instelling)
    the establishment; the foundation; the founding; the installation
  2. de vestiging (kolonie)
    the colony; the settlement
  3. de vestiging (nederzetting)
    the settlement; the taking up residence
  4. de vestiging
    the establishment

Translation Matrix for vestiging:

NounRelated TranslationsOther Translations
colony kolonie; vestiging
establishment het stichten; instelling; oprichting; stichting; vestiging autoriteiten; bepaling; bestel; definiëring; determinatie; gezag; gezaghebbers; grondlegging; omschrijving; orgaan; samenstel; zintuig
foundation het stichten; instelling; oprichting; stichting; vestiging bouwfundament; chassis; fonds; fundament; fundering; geraamte; grondlaag; grondslag; ondergrond; onderlaag; pensioenfonds; stichting
founding het stichten; instelling; oprichting; stichting; vestiging grondlegging
installation het stichten; instelling; oprichting; stichting; vestiging affirmatie; bevestiging; installatie
settlement kolonie; nederzetting; vestiging afrekenen; afrekening; afspraak; akkoord; arrangement; beslechting; betalen; bijlegging; compromis; definiëring; dokken; genoegdoening; inklinking; inklinking van bout; klink; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk; verrekening; voldoen
taking up residence nederzetting; vestiging

Related Words for "vestiging":

  • vestigingen

Wiktionary Translations for vestiging:

vestiging
noun
  1. that which is established

Cross Translation:
FromToVia
vestiging foundation; establishment; institution fondation — Action de fonder, de bâtir la base de quelque chose ; commencement de quelque chose de durable.