Dutch

Detailed Translations for basisbestanddeel from Dutch to English

basisbestanddeel:

basisbestanddeel [het ~] noun

  1. het basisbestanddeel (onderdeel; component; deel; )
    the elementary component; the part; the element; the section; the segment; the ingredient; the parliamentary party; the share; the fundamental ingredient; the portion; the principle ingredient

Translation Matrix for basisbestanddeel:

NounRelated TranslationsOther Translations
element basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk basiselement; basismateriaal; element
elementary component basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
fundamental ingredient basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
ingredient basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
parliamentary party basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk kamerfractie
part basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk aandeel; deel; deeltje; fractie; gedeelte; onderdeeltje; part; portie; segment; stuk
portion basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk aandeel; bijdrage; contributie; deel; erfdeel; erfenis; fractie; gedeelte; lidmaatschapsgeld; part; portie; segment; stuk; wat iemand erft
principle ingredient basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
section basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk aandeel; afdeling; brigade; brokje; deel; departement; detachement; doorsnede; doorsnee; eindje; fractie; fragmentje; gedeelte; klein stukje; part; partje; presentatiesectie; profiel; profielstaal; rubriek; sectie; segment; snijding; snippertje; stuk; stukje; tak
segment basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk aandeel; deel; fractie; gedeelte; part; rekeningcodesegment; segment; stuk
share basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk aandeel; bijdrage; contingent; deel; groeifonds; inbreng; part; portie; quota; quotum
VerbRelated TranslationsOther Translations
part loskoppelen; scheiden; splitsen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uitsplitsen; van elkaar gaan
segment in segmenten verdelen; segmenteren
share delen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
share deelachtig