Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. benoeming:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for benoeming:
    • entitlement


Dutch

Detailed Translations for benoeming from Dutch to English

benoeming:

benoeming [de ~ (v)] noun

  1. de benoeming (benaming; aanduiding)
    the denomination; the term; the name; the title
  2. de benoeming (aanstelling; installatie)
    the commission; the appointment; the job; the nomination

Translation Matrix for benoeming:

NounRelated TranslationsOther Translations
appointment aanstelling; benoeming; installatie afgesproken ontmoeting; afspraak; definiëring; liaison; nominatie; omschrijving; voordracht
commission aanstelling; benoeming; installatie afsluitpremie; afsluitprovisie; bevelschrift; commissie; lastbrief; makelaarsprovisie; mandaat; officiersaanstelling; provisie
denomination aanduiding; benaming; benoeming
job aanstelling; benoeming; installatie aanvraag; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; beroep; betrekking; bezigheid; contract; dienstbetrekking; functie; inspanning; job; karweitje; klusje; positie; taak; vak; werk; werkkring; werkplek; werkzaamheid
name aanduiding; benaming; benoeming bekendheid; faam; grammaticaal predikaat; merk; merknaam; naam; predikaat; reputatie; roep; term
nomination aanstelling; benoeming; installatie kandidaatsstelling; kandidaatstelling; kandidatenlijst; kandidatuur; nominatie; voordracht
term aanduiding; benaming; benoeming conditie; eis; frase; gezegde; looptijd; naam; periode; schooltijd; term; termijn; tijdsbestek; tijdsduur; uitdrukking; vereiste; voorwaarde; zegswijze; zin
title aanduiding; benaming; benoeming aanspraak; boektitel; graad; grammaticaal predikaat; opschrift; predikaat; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel; waardigheidstitel; wetenschappelijke graad
VerbRelated TranslationsOther Translations
commission bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
name benoemen; bestempelen; betitelen; dopen; een naam geven; noemen; opnoemen; opsommen; vernoemen
term benoemen; een naam geven; noemen; vernoemen

Related Words for "benoeming":

  • benoemingen

Wiktionary Translations for benoeming:


Cross Translation:
FromToVia
benoeming appointment Berufung — Ernennung in ein öffentliches Amt von Kirche oder Staat (Höchstrichter, Priester, Universitätsprofessor usw.) oder Anstellung eines Künstlers (Dirigent, Theaterdirektor, Schauspieler, Musiker usw.)