Dutch

Detailed Translations for bijwerk from Dutch to English

bijwerk:

bijwerk [het ~] noun

  1. het bijwerk
    the extra work

Translation Matrix for bijwerk:

NounRelated TranslationsOther Translations
extra work bijwerk activiteit naast het werk; bijbaan; nevenactiviteit; nevenfunctie; overuur; overwerk

Related Words for "bijwerk":


Wiktionary Translations for bijwerk:


Cross Translation:
FromToVia
bijwerk appendage; appendix; addition; adjunct; supplement; accessory; side-issue; appurtenance appendice — Ce qui semble appendre, ajouter à une autre chose. On trouve plus rarement son synonyme : appendage.

bijwerk form of bijwerken:

bijwerken verb (werk bij, werkt bij, werkte bij, werkten bij, bijgewerkt)

  1. bijwerken (updaten)
    to update; to modify; to touch up; to improve
    • update verb (updates, updated, updating)
    • modify verb (modifies, modified, modifying)
    • touch up verb (touches up, touched up, touching up)
    • improve verb (improves, improved, improving)
  2. bijwerken (retoucheren)
    to retouch; to touch up
    • retouch verb (retouches, retouched, retouching)
    • touch up verb (touches up, touched up, touching up)
  3. bijwerken (verbeteren; corrigeren; herstellen; )
    to improve
    – to make better 1
    • improve verb (improves, improved, improving)
      • The editor improved the manuscript with his changes1
    to correct; to renew; to get better; to make better; to better
    • correct verb (corrects, corrected, correcting)
    • renew verb (renews, renewed, renewing)
    • get better verb (gets better, got better, getting better)
    • make better verb (makes better, made better, making better)
    • better verb (betters, bettered, bettering)
  4. bijwerken
    to update
    – To change a system or a data file to make it more current. 2
    • update verb (updates, updated, updating)
  5. bijwerken
    to update
    – To change an existing row of data in the data store or to transmit pending changes to the data store. 2
    • update verb (updates, updated, updating)

Conjugations for bijwerken:

o.t.t.
  1. werk bij
  2. werkt bij
  3. werkt bij
  4. werken bij
  5. werken bij
  6. werken bij
o.v.t.
  1. werkte bij
  2. werkte bij
  3. werkte bij
  4. werkten bij
  5. werkten bij
  6. werkten bij
v.t.t.
  1. heb bijgewerkt
  2. hebt bijgewerkt
  3. heeft bijgewerkt
  4. hebben bijgewerkt
  5. hebben bijgewerkt
  6. hebben bijgewerkt
v.v.t.
  1. had bijgewerkt
  2. had bijgewerkt
  3. had bijgewerkt
  4. hadden bijgewerkt
  5. hadden bijgewerkt
  6. hadden bijgewerkt
o.t.t.t.
  1. zal bijwerken
  2. zult bijwerken
  3. zal bijwerken
  4. zullen bijwerken
  5. zullen bijwerken
  6. zullen bijwerken
o.v.t.t.
  1. zou bijwerken
  2. zou bijwerken
  3. zou bijwerken
  4. zouden bijwerken
  5. zouden bijwerken
  6. zouden bijwerken
diversen
  1. werk bij!
  2. werkt bij!
  3. bijgewerkt
  4. bijwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijwerken:

NounRelated TranslationsOther Translations
update update; updatepakket
VerbRelated TranslationsOther Translations
better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
correct beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren corrigeren; goedmaken; rechtstrijken; rechtzetten; verbeteren
get better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren beteren; erop vooruit gaan; leven beteren; vooruitkomen; vorderen
improve beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; updaten; verbeteren afmaken; beter worden; beteren; bijschaven; completeren; erop vooruit gaan; leven beteren; perfectioneren; progressie maken; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vorderen
make better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
modify bijwerken; updaten amenderen; herzien; modificeren; nuanceren; omwerken; veranderen; wijzigen
renew beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren hernieuwen; herstellen; in goede staat brengen; nieuw leven inblazen; opknappen; opnieuw doen; overdoen; renoveren; verbeteren; vernieuwen
retouch bijwerken; retoucheren
touch up bijwerken; retoucheren; updaten
update bijwerken; updaten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
correct akkoord; correct; goed; in orde; juist; juiste; keurig; mee eens; onberispelijk; onbesproken; precies
ModifierRelated TranslationsOther Translations
better beter; superieur

Related Words for "bijwerken":


Wiktionary Translations for bijwerken:

bijwerken
verb
  1. (overgankelijk) zorgen dat alle veranderingen die inmiddels nodig geworden waren doorgevoerd zijn
bijwerken
verb
  1. to make something up to date

Cross Translation:
FromToVia
bijwerken polish feilen — einen Text oder eine Formulierung verfeinern, bearbeiten
bijwerken fill; fill in; fill up; imbue; permeate; complete; complement; consummate; finish compléterrendre complet.