Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. dichtrijgen:


Dutch

Detailed Translations for dichtrijgen from Dutch to English

dichtrijgen:

dichtrijgen verb (rijg dicht, rijgt dicht, reeg dicht, regen dicht, dichtgeregen)

  1. dichtrijgen (rijgen; dichtsnoeren)
    to lace; to string; to tack up; to tie; to cant
    • lace verb (laces, laced, lacing)
    • string verb (strings, stringed, stringing)
    • tack up verb (tacks up, tacked up, tacking up)
    • tie verb (ties, tied, tying)
    • cant verb (cants, canted, canting)

Conjugations for dichtrijgen:

o.t.t.
  1. rijg dicht
  2. rijgt dicht
  3. rijgt dicht
  4. rijgen dicht
  5. rijgen dicht
  6. rijgen dicht
o.v.t.
  1. reeg dicht
  2. reeg dicht
  3. reeg dicht
  4. regen dicht
  5. regen dicht
  6. regen dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgeregen
  2. hebt dichtgeregen
  3. heeft dichtgeregen
  4. hebben dichtgeregen
  5. hebben dichtgeregen
  6. hebben dichtgeregen
v.v.t.
  1. had dichtgeregen
  2. had dichtgeregen
  3. had dichtgeregen
  4. hadden dichtgeregen
  5. hadden dichtgeregen
  6. hadden dichtgeregen
o.t.t.t.
  1. zal dichtrijgen
  2. zult dichtrijgen
  3. zal dichtrijgen
  4. zullen dichtrijgen
  5. zullen dichtrijgen
  6. zullen dichtrijgen
o.v.t.t.
  1. zou dichtrijgen
  2. zou dichtrijgen
  3. zou dichtrijgen
  4. zouden dichtrijgen
  5. zouden dichtrijgen
  6. zouden dichtrijgen
en verder
  1. is dichtgeregen
  2. zijn dichtgeregen
diversen
  1. rijg dicht!
  2. rijgt dicht!
  3. dichtgeregen
  4. dichtrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dichtrijgen:

NounRelated TranslationsOther Translations
lace galon; kant; kantkloswerk; kantwerk; omzoming; tres
string aaneenschakeling; bindgaren; bindtouwen; draad; garen; keten; reeks; rij; rijgsnoer; serie; sliert; slingervormig ding; snaar; tekenreeks
tie das; halsdoek; handenbinder; handenbindertje; knopen; shawl; sjaal; stropdas
VerbRelated TranslationsOther Translations
cant dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen femelen
lace dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen
string dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen snoeren
tack up dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen
tie dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; binden; in de val laten lopen; knevelen; knopen; samenbinden; strikken; vastbinden; vastketenen; vastkluisteren; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; verbinden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
lace kanten