Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. flippen:


Dutch

Detailed Translations for flippen from Dutch to English

flippen:

flippen verb (flip, flipt, flipte, flipten, geflipt)

  1. flippen (begeven)
    to break down; to give way; to go to pieces
    • break down verb (breaks down, broke down, breaking down)
    • give way verb (gives way, gave way, giving way)
    • go to pieces verb (goes to pieces, went to pieces, going to pieces)

Conjugations for flippen:

o.t.t.
  1. flip
  2. flipt
  3. flipt
  4. flippen
  5. flippen
  6. flippen
o.v.t.
  1. flipte
  2. flipte
  3. flipte
  4. flipten
  5. flipten
  6. flipten
v.t.t.
  1. ben geflipt
  2. bent geflipt
  3. is geflipt
  4. zijn geflipt
  5. zijn geflipt
  6. zijn geflipt
v.v.t.
  1. was geflipt
  2. was geflipt
  3. was geflipt
  4. waren geflipt
  5. waren geflipt
  6. waren geflipt
o.t.t.t.
  1. zal flippen
  2. zult flippen
  3. zal flippen
  4. zullen flippen
  5. zullen flippen
  6. zullen flippen
o.v.t.t.
  1. zou flippen
  2. zou flippen
  3. zou flippen
  4. zouden flippen
  5. zouden flippen
  6. zouden flippen
diversen
  1. flip!
  2. flipt!
  3. geflipt
  4. flippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for flippen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
break down begeven; flippen afbreken; afknappen; bezwijken; beëindigen; breken; er vanaf breken; forceren; in elkaar klappen; in elkaar storten; inklappen; neerhalen; omverhalen; ondergaan; ontbinden; opheffen; slopen; stukmaken; te gronde gaan; uit elkaar halen; verbreken; verbrijzelen
give way begeven; flippen doorbuigen; doorzakken; eraf gaan; los worden; losgaan; uit de weg gaan; uitwijken; verzakken
go to pieces begeven; flippen ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan
ModifierRelated TranslationsOther Translations
break down ongerede