Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. grif:
  2. griffen:


Dutch

Detailed Translations for grif from Dutch to English

grif:

grif adj

  1. grif (grifweg; met gemak; vlot)

Translation Matrix for grif:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
adept grif; grifweg; met gemak; vlot adept; ingewijd
AdverbRelated TranslationsOther Translations
promptly grif; grifweg; met gemak; vlot ogenblikkelijk; subiet
readily grif; grifweg; met gemak; vlot gaarne; gewoonweg; gladweg; goedschiks; graag; ronduit

grif form of griffen:

griffen verb (grif, grift, grifde, grifden, gegrift)

  1. griffen (met een stift inkrassen; graveren; griffelen)
    to engrave; to inscribe; to incise
    • engrave verb (engraves, engraved, engraving)
    • inscribe verb (inscribes, inscribed, inscribing)
    • incise verb (incises, incised, incising)

Conjugations for griffen:

o.t.t.
  1. grif
  2. grift
  3. grift
  4. griffen
  5. griffen
  6. griffen
o.v.t.
  1. grifde
  2. grifde
  3. grifde
  4. grifden
  5. grifden
  6. grifden
v.t.t.
  1. heb gegrift
  2. hebt gegrift
  3. heeft gegrift
  4. hebben gegrift
  5. hebben gegrift
  6. hebben gegrift
v.v.t.
  1. had gegrift
  2. had gegrift
  3. had gegrift
  4. hadden gegrift
  5. hadden gegrift
  6. hadden gegrift
o.t.t.t.
  1. zal griffen
  2. zult griffen
  3. zal griffen
  4. zullen griffen
  5. zullen griffen
  6. zullen griffen
o.v.t.t.
  1. zou griffen
  2. zou griffen
  3. zou griffen
  4. zouden griffen
  5. zouden griffen
  6. zouden griffen
diversen
  1. grif!
  2. grift!
  3. gegrift
  4. griffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for griffen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
engrave graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen inbeitelen; inetsen; ingraveren
incise graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen groeven; inkerven; insnijden
inscribe graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen aanmelden; bedrukken; boeken; inschrijven; intekenen; noteren; opdrukken; opgeven; opschrijven; optekenen; overdrukken; registreren; subscriberen; vastleggen