Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. handig:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for handig:
    • usefull


Dutch

Detailed Translations for handig from Dutch to English

handig:

handig adj

  1. handig (nuttig)
  2. handig (behendig; vaardig; bekwaam; kundig)
    proficient; capable; skilful; handy; dexterous; nimble; neat; adroit; expert; able; skillful
  3. handig (bruikbaar; nuttig; inzetbaar; werkbaar)

Translation Matrix for handig:

NounRelated TranslationsOther Translations
expert deskundige; expert; piet; specialist; specialiste; vakkundige; vakman
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
able behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; capabel; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; geschikt; in staat; intelligent; knap; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
adroit behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; geoefend; rap; snel; vlot; vlug
capable behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; capabel; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; geschikt; in staat; intelligent; knap; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
dexterous behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig rap; snel; vlot; vlug
expert behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig rap; snel; vlot; vlug
handy behendig; bekwaam; handig; kundig; nuttig; vaardig handzaam; rap; snel; vlot; vlug
neat behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; decent; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; fideel; fleurig; geestig; jolig; keurig; kies; kleurig; kwiek; levendig; lustig; manierlijk; monter; netjes; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; ordelijk; ordelijk gemaakt; proper; rap; respectabel; schoon; sec; snel; uitgelaten; vlot; vlug; vrolijk; wakker; welgemoed; welvoeglijk; zindelijk; zonnig
nimble behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig flitsend; gehaaid; gevat; gewiekst; hip; lichtvoetig; modieus; rap; snedig; snel; snelvoetig; trendy; uitgeslapen; vlot; vlug
proficient behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; capabel; competent; fysiek in staat; geoefend; geschikt; in staat; volleerd
skilful behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; briljant; clever; geoefend; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; magistraal; meesterlijk; pienter; rap; schrander; slim; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug
skillful behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; briljant; clever; geoefend; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; magistraal; meesterlijk; pienter; rap; schrander; slim; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug
useful bruikbaar; handig; inzetbaar; nuttig; werkbaar bruikbaar; bruikbare; nuttig; praktisch; verdienstelijk; voordelig

Related Words for "handig":

  • handigheid, handiger, handigere, handigst, handigste, handige

Synonyms for "handig":


Related Definitions for "handig":

  1. snel en met zoveel mogelijk resultaat1
    • mijn man is handig, hij kan alles1
  2. makkelijk in het gebruik1
    • dit doekje is erg handig, ik gebruik het overal voor1

Wiktionary Translations for handig:

handig
adjective
  1. goed met de handen om kunnen gaan
handig
adjective
  1. dexterous; ready; apt; felicitous
  2. dexterous
  3. easy to use
  4. skillful
  5. dextrous
  6. serving a useful function; functional or handy
  7. having varied uses or many functions

Cross Translation:
FromToVia
handig adroit; dexterous; able; proficient; capable; handy; skillful; skilful; skilled; smart; adept; accomplished; apt adroit — Qui a de l’adresse. (Sens général).
handig adroit; able; proficient; capable; handy; skilful; skilled; smart; adept; accomplished; apt habileadroit ; qui fait ce qu’il entreprendre avec souplesse.