Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. herhaald:
  2. herhalen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for herhaald from Dutch to English

herhaald:

herhaald adj

  1. herhaald

Translation Matrix for herhaald:

VerbRelated TranslationsOther Translations
frequent frequenteren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
frequent herhaald geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier
recurrent herhaald periodiek
repeated herhaald aanhoudend; aldoor; almaar; constant; continue; de hele tijd; gedurig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; steeds; telkens; voortdurend

herhaald form of herhalen:

herhalen verb (herhaal, herhaalt, herhaalde, herhaalden, herhaald)

  1. herhalen (nazeggen; napraten; nabouwen; echoën)
    to repeat; to parrot; to echo; to say after
    • repeat verb (repeats, repeated, repeating)
    • parrot verb (parrots, parroted, parroting)
    • echo verb (echos, echoed, echoing)
    • say after verb (says after, said after, saying after)
  2. herhalen (repeteren; oefenen)
    to rehearse; to resume; to repeat; to practise; to redo; to practice
    • rehearse verb (rehearses, rehearsed, rehearsing)
    • resume verb (resumes, resumed, resuming)
    • repeat verb (repeats, repeated, repeating)
    • practise verb, British (practises, practised, practising)
    • redo verb (redoes, redid, redoing)
    • practice verb, American (practices, practiced, practicing)
  3. herhalen
    loop
    – To execute a group of statements repeatedly. 1
  4. herhalen
    loop
    – To repeat a stream continuously. 1
  5. herhalen
    to repeat
    – To replay a portion or the entirety of a digital media file. 1
    • repeat verb (repeats, repeated, repeating)

Conjugations for herhalen:

o.t.t.
  1. herhaal
  2. herhaalt
  3. herhaalt
  4. herhalen
  5. herhalen
  6. herhalen
o.v.t.
  1. herhaalde
  2. herhaalde
  3. herhaalde
  4. herhaalden
  5. herhaalden
  6. herhaalden
v.t.t.
  1. heb herhaald
  2. hebt herhaald
  3. heeft herhaald
  4. hebben herhaald
  5. hebben herhaald
  6. hebben herhaald
v.v.t.
  1. had herhaald
  2. had herhaald
  3. had herhaald
  4. hadden herhaald
  5. hadden herhaald
  6. hadden herhaald
o.t.t.t.
  1. zal herhalen
  2. zult herhalen
  3. zal herhalen
  4. zullen herhalen
  5. zullen herhalen
  6. zullen herhalen
o.v.t.t.
  1. zou herhalen
  2. zou herhalen
  3. zou herhalen
  4. zouden herhalen
  5. zouden herhalen
  6. zouden herhalen
en verder
  1. is herhaald
  2. zijn herhaald
diversen
  1. herhaal!
  2. herhaalt!
  3. herhaald
  4. herhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for herhalen:

NounRelated TranslationsOther Translations
echo echo; galm; gegalm; geluidsweerkaatsing; geschal; klankweerkaatsing; luidkeelse uitroep; nagalm; resonantie; weergalm; weerklank
loop draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming
parrot papegaai
practice aanwenden; aanwending; dokteren; ervaring; gebruik; oefening; oplappen; praktijk; routine; toepassing; uitoefening; vaardigheidsoefening; werkervaring
practise aanwenden; aanwending; dokteren; ervaring; gebruik; oefening; oplappen; praktijk; routine; toepassing; uitoefening; vaardigheidsoefening; werkervaring
redo vooruitrolfase
repeat herhaling; herkansing; heruitzending; nog eens doen; reprise
resume curriculum vitae; cv; resumé
VerbRelated TranslationsOther Translations
echo echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen echoën; galmen; naklinken; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
loop herhalen
parrot echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen
practice herhalen; oefenen; repeteren aangrijpen; aanwenden; bekwamen; benutten; beoefenen; bezigen; coachen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; harden; instuderen; leren; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; toepassen; trainen; uitoefenen
practise herhalen; oefenen; repeteren aangrijpen; aanwenden; bekwamen; benutten; beoefenen; bezigen; coachen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; harden; instuderen; leren; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; toepassen; trainen; uitoefenen
redo herhalen; oefenen; repeteren opnieuw
rehearse herhalen; oefenen; repeteren oefenen; repeteren
repeat echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen; oefenen; repeteren blijven zitten; doubleren; navertellen
resume herhalen; oefenen; repeteren hernieuwen; herstellen; hervatten; in goede staat brengen; opknappen; opnieuw beginnen; renoveren; verbeteren; vernieuwen
say after echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen

Related Definitions for "herhalen":

  1. nog een keer zeggen of doen2
    • ik heb het niet gehoord, wilt u die vraag herhalen?2
  2. opnieuw gebeuren2
    • de gebeurtenissen herhalen zich2

Wiktionary Translations for herhalen:

herhalen
verb
  1. repeat what has already been said
  2. do or say again

Cross Translation:
FromToVia
herhalen iterate; repeat wiederholen — etwas zweiten oder mehrfachen Male, erneut tun, durchführen, stattfinden lassen
herhalen harp rabâcher — (familier, fr) dire souvent et inutilement les mêmes choses, se redire, radoter, ressasser.
herhalen repeat; restate; say again redirerépéter, dire une même chose plusieurs fois.
herhalen repeat; reenact; reiterate répéterredire, dire ce qu’on a déjà dit soi-même.

Related Translations for herhaald