Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inferieur:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inferieur from Dutch to English

inferieur:

inferieur [znw.] noun

  1. inferieur (ondergeschikte; mindere)
    the inferior

Translation Matrix for inferieur:

NounRelated TranslationsOther Translations
inferior inferieur; mindere; ondergeschikte
minor minderjarige; onmondige
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
inferior arm; bijkomstig; inferieur; minderwaardig; ondergeschikt; onderhorig; ondermaats; onderworpen; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak incapabel; incompetent; klein; onbekwaam; ondermaats; ongeschikt; van geringe afmeting
minor bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen gering; luttel; miniem; minimaal; minste; minuscuul; weinig; zeer klein
poor arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; behoeftig; berooid; deerniswekkend; dor; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; gebrekkig; haveloos; karig; klungelig; kommerlijk; krukkig; mager; matig; middelmatig; min; minvermogend; misdeeld; niet al te best; noodlijdend; onbeduidend; onbeholpen; onbemiddeld; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; rampzalig; schamel; schraal; schutterig; sjofel; sjofeltjes; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verlopen; zwak; zwakjes
secondary bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen middelbaar; secondair; secundair
subordinate bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen subaltern

Related Words for "inferieur":

  • inferieure

Wiktionary Translations for inferieur:

inferieur
noun
  1. -