Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kapotrijden:


Dutch

Detailed Translations for kapotrijden from Dutch to English

kapotrijden:

kapotrijden verb (rij kapot, rijdt kapot, reed kapot, reden kapot, kapot gereden)

  1. kapotrijden
    to drive to pieces
    • drive to pieces verb (drives to pieces, drove to pieces, driving to pieces)

Conjugations for kapotrijden:

o.t.t.
  1. rij kapot
  2. rijdt kapot
  3. rijdt kapot
  4. rijden kapot
  5. rijden kapot
  6. rijden kapot
o.v.t.
  1. reed kapot
  2. reed kapot
  3. reed kapot
  4. reden kapot
  5. reden kapot
  6. reden kapot
v.t.t.
  1. heb kapot gereden
  2. hebt kapot gereden
  3. heeft kapot gereden
  4. hebben kapot gereden
  5. hebben kapot gereden
  6. hebben kapot gereden
v.v.t.
  1. had kapot gereden
  2. had kapot gereden
  3. had kapot gereden
  4. hadden kapot gereden
  5. hadden kapot gereden
  6. hadden kapot gereden
o.t.t.t.
  1. zal kapotrijden
  2. zult kapotrijden
  3. zal kapotrijden
  4. zullen kapotrijden
  5. zullen kapotrijden
  6. zullen kapotrijden
o.v.t.t.
  1. zou kapotrijden
  2. zou kapotrijden
  3. zou kapotrijden
  4. zouden kapotrijden
  5. zouden kapotrijden
  6. zouden kapotrijden
en verder
  1. ben kapot gereden
  2. bent kapot gereden
  3. is kapot gereden
  4. zijn kapot gereden
  5. zijn kapot gereden
  6. zijn kapot gereden
diversen
  1. rij kapot!
  2. rijdt kapot!
  3. kapot gereden
  4. kapot rijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kapotrijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
drive to pieces kapotrijden