Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kokend:
  2. koken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kokend from Dutch to English

kokend:


kokend form of koken:

koken [znw.] noun

  1. koken (de maaltijd bereiden)
    the preparing diner
  2. koken (boven 100 graden zijn)
    the boiling; the cooking
  3. koken (kokerij)
    the cooking
  4. koken (zieden)
    the seething

koken verb (kook, kookt, kookte, kookten, gekookt)

  1. koken (eten bereiden; kokkerellen)
    to cook; prepare a meal; to do the cooking

Conjugations for koken:

o.t.t.
  1. kook
  2. kookt
  3. kookt
  4. koken
  5. koken
  6. koken
o.v.t.
  1. kookte
  2. kookte
  3. kookte
  4. kookten
  5. kookten
  6. kookten
v.t.t.
  1. heb gekookt
  2. hebt gekookt
  3. heeft gekookt
  4. hebben gekookt
  5. hebben gekookt
  6. hebben gekookt
v.v.t.
  1. had gekookt
  2. had gekookt
  3. had gekookt
  4. hadden gekookt
  5. hadden gekookt
  6. hadden gekookt
o.t.t.t.
  1. zal koken
  2. zult koken
  3. zal koken
  4. zullen koken
  5. zullen koken
  6. zullen koken
o.v.t.t.
  1. zou koken
  2. zou koken
  3. zou koken
  4. zouden koken
  5. zouden koken
  6. zouden koken
en verder
  1. is gekookt
diversen
  1. kook!
  2. kookt!
  3. gekookt
  4. kokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for koken:

NounRelated TranslationsOther Translations
boiling boven 100 graden zijn; koken kooksel
cook keukenmeester; keukenmeid; keukenprinses; kok; kokkie; kookster; meid
cooking boven 100 graden zijn; koken; kokerij kokerij; kooksel
preparing diner de maaltijd bereiden; koken
seething koken; zieden
VerbRelated TranslationsOther Translations
cook eten bereiden; koken; kokkerellen bereiden; brouwen; gaar koken; iets toebereiden; klaarmaken; koken van woede; prepareren; zieden
do the cooking eten bereiden; koken; kokkerellen
prepare a meal eten bereiden; koken; kokkerellen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
seething boos; furieus; kokend; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend

Related Words for "koken":


Related Definitions for "koken":

  1. het gaar maken in heet water1
    • aardappels moet je koken1
  2. zo warm zijn dat er damp en bellen te zien zijn1
    • water kookt bij 100 graden1

Wiktionary Translations for koken:

koken
verb
  1. vloeistof verwarmen totdat er zich in de hele vloeistof bellen vormen die naar boven stijgen en openspringen
  2. met behulp van ingrediënten een maaltijd klaarmaken
koken
verb
  1. cook
  2. prepare food
  3. become ready for eating
  4. prepare (food) for eating
  5. begin to turn into a gas
  6. cook in boiling water
  7. heat (a liquid) until it begins to turn into a gas
  8. to boil vigorously

Cross Translation:
FromToVia
koken cook; make kochenLebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten
koken boil bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface.
koken cook cuirepréparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur.
koken cook cuisiner — Préparer à manger